De groene linde. Jaargang 2(1906)– [tijdschrift] Groene Linde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] In memoriam II. I Die stem heeft ook mijn wereldsch liefdeweenen Gelouterd en van 't aardsche en 't kleine ontdaan En trok mijn ziel binst schoone nachten henen Omhoog waar sterren heerlijk-glanzend staan. Nog hooger dan die flonkerende lichten Heeft nu mijn hartevriend zijn vorstenwoon. Zijn blik weidt in de hemel-vergezichten En op zijn hoofd draagt hij een gloriekroon. Nu mag zijn ziel in vreugdewonne baden, Zich laven aan een eeuwge Liefdebron En Schoonheid, die zijn stoute geest nooit raden Noch in zijn schoonste droomen denken kon, Mag hij aanschouwen door alle eeuwigheden, Genieten wat God zijn geliefden geeft En wat hij hoopvol in zijn sterfgebeden Met pure lippen afgepreveld heeft. O, die gedachte komt als lenteregen Het branden koelen van mijn klagenswee En zoenend draag ik langs mijn stille wegen Het beeld van zijn apotheose mee. II. Rouw. Mijn hart heb ik in rouwkapel herschapen Binst droeve nachten als ik niet kon slapen, [pagina 66] [p. 66] Voor 't lijk van mijn geliefden vriend in smart Een sarcophaag vervaardigd in mijn hart. En aan de wanden hing ik doodsieraden Festoenen somber, zwarte rouwgewaden. Mijn lijdensbloemen heb ik om de baar Geplaatst in aaklig-droeve en stille schaar. Daarrond heb ik een kaarsengloed doen stralen En 't vlammen van mijn liefde erop doen pralen. 'k Heb immeraan gebeden en geklaagd En de eeuwge zaligheid voor hem gevraagd. Begonnen rouwebloemen dan te tanen, Ik heb ze weer bevochtigd met mijn tranen En 'k heb geluisterd menig droeven nacht En vruchteloos zijn liefdewoord verwacht. Zijn lijkbaar heb ik in mijn hart gedragen Als eeuwig rouwbeeld door mijn stille dagen. III. Een wandeling. We gingen in den stillen avond beiden, In heilige beroering trilde ons hart. Het menschenleven is een zang van lijden En elke dag een stroof vol diepe smart. Toch baadden dan ons zielen vreugdedronken Als in een zee van teere zaligheid. De sterren in een gloriestralen blonken Aan klare lucht in grootsche oneindigheid, Zoo schoon dat nooit geen mensch 't zou durven droomen; Soms viel er op de rustende aarde een neer En liet een lichtstreep na tot in de boomen Die als een roerloos-luistrend reuzenheer [pagina 67] [p. 67] Aan verren horizont te waken stonden. Zoo gingen wij, de blikken en de ziel Ter lucht gericht en diep-getroffen konden We al 't lieve dat er uit de sterren viel In onze harten, nooit genoeg genieten. Wij gingen in de kalme, zachte rust En lieten ons gevoel ten hemel schieten, De stoffelijke wereld onbewust. De heilge stilte durfden wij niet storen Want alles was zoo stil - zoo innig-zacht Woei 't windeke in de boomen en het koren, Zoo plechtig was 't mysterie van den nacht! De stille, stille symphoniënklanken Beheerschte plots de wondre nachtegaal En strooide in lichtend-laaie tooverspranken De pracht uit van zijn rijke liedrentaal. En velden, straten, boerenhuizen, boomen 't Lag alles dun-befloersd in schemering Gelijk een beeld van lieve, lieve droomen. Dan stortten wij in lippenpreveling Den rijkdom uit van ons devoot aanbidden En met de wierookwalmen uit de wei Klom ons gebed ten hemel op. Zoo midden Al 't heerlijk-schoon der schepping gingen wij. Nu mag mijn vriend die 't stralend stergewemel En al dat nachtschoon in verrukking zag Aan de ongeschapen Schoonheid in den hemel Zijn ziel verzadigen bij nacht en dag. Toch leef ik in mijn eenzaam-droevig leven Zoo innig-graag met die herinnering En 's nachts, de blikken naar de lucht verheven, Denk ik op hem, in lieve mijmering. [pagina 68] [p. 68] IV. Grafbloemen. De schoonste bloemen wil ik planten op zijn graf: Een blanken leliekrans om zijn zoo zuiver leven, Een rozentuil omdat hij mij zijn liefde gaf. Die wil ik elken dag in rouw besproeien gaan Opdat zij groeiend aan zijn kruiske mogen kleven En door mijn liefdezon vol mooie bloemen staan, Mooi als de deugden van zijn edel jonglingshart, Opdat hun geuren eens zijn needrig graf omzweven, Frisch als de deugdengeur uit al zijn levenssmart. Ik wil ze groeien doen in vruchtbare eenzaamheid En door mijn lieve zorg hun grooten wasdom geven - Symbolen van zijn liefde en van zijn heiligheid. Gabriel Verborght. Vorige Volgende