De groene linde. Jaargang 2(1906)– [tijdschrift] Groene Linde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] De Zang der Verrijzenis. Den vriende Albrecht Hylebos opgedragen. Hoofd, loom van zooveel zwoele zomer-dagen Die om u heen hun bloedge scheemring droegen Na al die dralende uren zwijgend zwoegen Aan droomen - beelden die hun ziele vroegen... Gij weet hoe iedren dag in 't uchtend-doomen Mijn hart een nieuwe zon en nieuwe droomen Lijk roosge wolkjes om die zon zag rijzen, En ieder avond toch weer dof deed dijzen... o Hart, mijn hart, dat lijk een kind geloofde! Aan ieder blanke bloesem die een vrucht beloofde, Gij zaagt de starren 's nachts steeds troostloos treuren, En vond des morgens niet een bloem meer geuren... En toch, en toch gij heb gelootd aan iedren morgend En 't moede hoofd dat loom van 't zonne-laaien, Naar vrome vrede heeg in lavend aaien Geen enklen stond wat stille rust gelaten! Gij bleeft steeds hopen... en mijn hoofd steeds lijden! o Hoofd, na zooveel zwoele zomer-dagen Die om u heen hun bloedge scheemring droegen, Wees rustig nu in 't naadren nieuwer tijden... Niet langer zal de zomer-zon haar stralen Gelijk een loome kroon om uwe slapen sluiten, Geen morgen zal nog ziele-droomen uiten Waarover d'avond onvoldaan zal dalen... [pagina 26] [p. 26] Streel-bettend varen koeltjes langs de kruinen... En 't schuiven schuine schauwen in de tuinen... Zie d'Herfst!... de roode vruchten-vracht der boomen.. Zie d'Herfst!.. het levend beeld der eeuwge droomen.. Ter blauwe kimme rezen d'avondlooze dagen In rustige symphonie van gouden stralen En witte wolken, die mijn ziele schragen In d'hoogre vlucht naar nooit-bereken stranden! o Ziel, zoolang aan 't lamme lijf gebonden Ontplooi uw jaren-lang-gefnuikte vlerken! Vaar uit! tot waar de verste stranden wenken! Vaar uit! vaar uit! uw streven kent geen zwenken! En gij, mijn Hart, zie d'Herfst in alle gaarden Op ronde zwaar-geladen kruinen rooden! Wees vredig nu... en staak uw snikkend snakken... De bloesems hebben toch hun vrucht geboden... Wees vredig nu... mijn hoofd is licht van zangen, Die, - zooals bijen langs de gaarde-gangen Ring-zwermend rond de bolle bloemen zoemen - Rondom mijn ziel als troost-adagio's zindren... O Ziel, mijn Ziel, vaar uit nu na dees' zomers! Ter kimme is d'avondlooze Dag gerezen! Wiek op! wiek op! de verste stranden wenken!... Wiek op, mijn ziel! zie zoenende Oogen staren!... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . En d'eindlijke Avond zal dan d'eeuwge Morgend wezen! October 1905 Joris Eeckhout. Vorige Volgende