De groene linde. Jaargang 1(1905)– [tijdschrift] Groene Linde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Verzen. Lied o Kwam nu d' avond... o Kwam nu d'avond reeds Uit moe-betuurde ruiten... En zweeg nu eindlijk toch Het scherp gefluit daarbuiten... o Kwam nu d'avond reeds Uit moe-betuurde ruiten... Dan zou de goede Troost Mij in haar armen sluiten... En zalvend zou haar mond Mij zachte zangen zingen... En mijnen moeden geest Naar 't land der Droomen bringen... [pagina 375] [p. 375] o Kwam nu d'avond reeds..... Uit moe-betuurde ruiten... En zweeg nu eindlijk toch Het scherp gefluit daarbuiten... Joris Eeckhout. Najaarsregen. Straal-striemend komt de volle najaarsregen luid neergedretst in gulle waterstroomen. 't Gutst gulpend uit de goten langs de zoomen der gevels en woelt zwart door straat en stegen. Van verre door de winden voortgedregen steeds hoor ik voller vlagen naderkomen en klettren op de daken en de boomen die zweepend bruischen langs de donkre wegen. Onduidlijk in den gloed der avondlampen die eenen rooden glans om 't water hangen zie 'k duisternis en schemergrijsheid kampen. En woelig wil het water weg, al prangen - door grauwe grachten, wild, met schuimend krampen, naar onderaardsche, donkre watergangen. A. Van Cauwelaert. Ochtend-sneeuw-zicht. Dat hebben de nachtelijke Engelen gedaan! Een glinsterend wonder van mededoogen met d'armoe der aard, een wellust voor d'oogen: - nog nimmer ben ik zoo opgestaan. [pagina 376] [p. 376] Wijd alles wit en zoo wollig zacht: de velden, de weiden, de boomen, wier takken diep buigen en lager komen bij d'aard, die hel-lichtelijk lacht. En 'k sta, en 'k lach in bewondering mee en wenk, met de hand, gulle groeten naar de wolken omhoog, die nog sneeuwen moeten en naar d'aard in heur verren vreê. Maar ach, daar komen ze reeds gegaan de menschen, met schampere schreden en banen zich banen en trappen en treden en willen niet blijven staan. En in mijn even-zoo-blijde ziel, waar ook veel klaarheid en glansen waren zoodat ik moest staan en eerbiedig staren op wat uit den hemel viel, - daar trappelen de daagsche gedachten door, weer zoekend heur oude wegen en roepend, zóo nuchter, elkander tegen - D'r is heel wat gevallen, hoor!... J. GEYENS. m.s.c. Zonnedroom. De zon valt door de vensters en zet mijn geest in gloed, en drenkt de ruit met gensters, de lucht met zonnebloed. [pagina 377] [p. 377] En 'k voel mijn ziele zweven in wolken gouden licht: 't is àl een liefdeleven waar breede zon op-ligt. Maar vóór dien hellen luister schuift zwaar een wolke, loom, en in het droeve duister sterft stil mijn zonnedroom. Wolkenvreê. Zacht zijgen luwe luchten op de avend-stille hei, de wind draagt vrede-vruchten: de ruste rilt in mij. Rood-purpere einders vluchten op donkre hemel-wei, zacht zijgen luwe luchten op de avend-stille hei. Slaap-moêe dennen zuchten hun mooie melodij; vervagend gaan geruchten uit watte wolken sprei; zacht zijgen luwe luchten. Reimond Kimpe. Ontroofd. Daar stond een lindeboom in lauwe lentezonne, gelijk een gulden droom van levenslust en wonne. [pagina 378] [p. 378] Ik keke vaak hem aan, ben vaak bij hem gekomen, en vonde steeds hem staan zijn gouden droom te droomen. Ik zag in hem mijn beeld, en heb zoo meen'ge stonden met hem den droom gedeeld, - en zoet genot gevonden... . . . . . . . . . . . . . . Daar staat een lindeboom in kille najaarszonne; - ontroofd is hem zijn droom van levenslust en wonne Ik kijke vaak hem aan, en ga te hemwaard henen, - ik blijve lang daar staan - saâm met dien vriend... te weenen. Ernest Windels. Grammene aan Leye, 7-05. Vorige Volgende