Er heerschte een pijnlijke stilte. Men hoorde eenige oogenblikken lang enkel het jagen van de lichtvlam in de lamp.
Toen nam Frits plots een besluit, keerde zich naar papa, lei zijn handen op zijn schouders en zoende hem op de beide wangen. Daarna sloeg hij zijn armen om mama's hals en kuste ze innig.
Willy kreeg een kleur: zou Frits hém ook...? en keek blij-verlegen in het vage...
Doch Frits had geen 't minste vermoeden van 't geen er in Willy omging. Met een gemaakten glimlach, alsof het vertrekken hem niets deed, pakte hij den reiszak op en zei: ‘We gaan.’
En ze gingen door den kouden Novemberavond langs de bladerlooze laan naar het station. Ze spraken weinig onderweg, over onverschillige dingen.
In het station kocht Frits een ticket voor Willy. Ze trokken door de wachtzaal tweede klasse, lieten hun kaartjes knippen en begaven zich in de gasverlichte spoorhalle op zoek naar den trein.
Daar stond hij. Van voren dampte en kuchte de lokomotief. Daarachter een ketting wagens met groote, witte cijfers erop: 2, 3. De meeste deurkens waren toe: een kop tuurde hier en daar door een vensterken. Andere stonden nog open en lieten een diepe, klare gaping zien. ‘Hier is 't goed,’ zei Frits, en duwde den reiszak in een wagen der tweede klasse.
Op 't zelfde oogenblik leidde er een meisje een man binnen en kuste hem op 't voorhoofd alvorens heen te gaan.
Frits gaf Willy de hand, drukte eventjes de zijne, zei ‘stel het wel, tot weerziens’ en ging plaats nemen. Hij wierp zijn hoed in 't net, trok een handschoen uit en zette zich op zijn gemak in de kussens.
Toen kwam er een jonge heer den wagen binnen. ‘Ha,