van 't bisdom Gent is deze mededeeling een oude waarheid. Maar waarheid! Mijnheer Mariman mocht onbeschroomd zijn gedichtenboek de wijde wereld inzenden. De kritiek zonder God noch gebod zal wel den neus ophalen voor die verzen gezongen door Kristelijk, Gelooven, Aanbidden en Beminnen; wellicht zal zelfs kristelijke kritiek, in naam van de kunst, oordeelen dat zijn priesterlijke ijver hem soms meer doet redeneeren dan dichten; doch niemand die onpartijdig is en gevoelig voor ware poëzie zal ontkennen dat hier weerklinkt het ‘intiem-echt lied’ van een ‘menschelijk hert.’ Ik grijp in den tas en noem maar b.v. Aanbidding, het heerlijke ‘Jezus komt,’ Avond, Benedictie, Kraaien, Nieuwjaarsavond, Leste Vorst, In het Lof, Het diep-gevoelde ‘Ontspannen,’ Ave Gratia Plena... En om te bewijzen wat een flinke natuurschilder E.H. Mariman is, geef ik hier 't begin van ‘Ruig Weer’:
De wind doet booze perten:
Hij stampt de bezieboompjes om,
Hij snokt de boonestaken krom,
En trappeldanst door de erten.
Speelt hij novembertoeren;
En zou, met zinneloos geweld,
Al wat staat op zijn baan gesteld,
Geplunderd, neêrtamboeren.
De boomen sleurde en pakte
Of al ne keer een losse pan
In honderd brijzelstukjes van
De vorst op strate smakte;...
Met schade alom bedekken:
Hij legt, met regenbuien zwaar,
De terwe en 't koren, hier en daar,
Vol platgekletste plekken.... enz.
Wie zulke verzen schrijven kan, mag gerust voor den dag komen en zeggen: Anch' io son' pittore!
D.C.