blik, en bleek-ernstig aangezicht, en gemaakt-weenend hebben zij gezongen! o! van hun eeuwig-oneindig-doodend lijden om hunne onsterfelijke-onvoldane-immerdorstige liefde! En dat alles verklankt in dat ‘alleen zaligmakend sonnet’. Mag er nog verscheidenheid bestaan in de kunst?
Ja! en ze zal, met Gods hulp, wederkeeren!
In Vlaanderen is een geniale zanger gekomen: de mystieke ideaal-realist, de heilige priester, Guido Gezelle. Hij ook heeft het lyrische lied aangeslagen, doch zoo eigen, zoo grootsch, zoo overweldigend-machtig en - luistert! modernen - zoo afwisselend in vorm, dat niemand van hem ontkennen zal dat hij alle wezens uit de natuur een stem gaf om den Schepper te loven!
Wie zal het nog aandurven na hem een lied te zingen! En, Heer, van de Gezelle-epigonen, verlos ons Vaderland!
Tegen de twee stroomingen is reactie gekomen: felle reactie, die, hoe kon het anders, in tegenovergestelde gebreken is gevallen: men heeft niet alleen getracht al het zieke subjectivisme te bannen, maar men heeft verboden nog te gevoelen: men ziet, men hoort, men tast, men riekt alleen, en de poezie is geworden muziek, schilderkunst, enz.; ze is geworden schildering door het woord, muziek door het woord - dat mag gedeeltelijk, maar niet om alle gevoel te knakken en dood te wurgen.
Allo! dichters! Weet dat er eene dichtsoort bestaat - objectief in haar wezen, dat geen gezond subjectivismus uitsluit - een dichtsoort die ten volledigste beantwoordt aan 't wezen der poezie: de kunst om door het woord een krachtigen en geordenden invloed op den mensch uit te oefenen of nog de uitdrukking door 't woord van gevoelens en beeldrijke gedachten.
De kunst van Vondel en Rodenbach!
‘De kunst der 20e eeuw’ zal ‘eene sociale kunst, een volkskunst zijn!’
Op alle gebied heeft het volk zich opgewerkt - op politiek