't Groot Achterhofken, Beplant ende op nieuw vermeerdert met verscheyden seer stichtelijcke Liedekens
(1664)–Anoniem Groot achter-hofken, 't– AuteursrechtvrijStem: Als 't begint.
Sang:
1. WIe is het die hier onbekommert
En in een soet' en sachte rust,
Soo veylig van Godts gunst belommert;
Sijn Ziellust in de heylbron blust.
En 't waer geluck mach smaken?
| |
[pagina 133]
| |
Daer elck by na nu jaght en tracht
Na 'sWerelts waan vermaken,
Na rijckdom wellust eer en pracht:
Wie komt Gods heyl en zegen
Besproegen als een regen?
Tegensang:
2. Dats hy die noit van Deughd' verbastert,
In al sijn doen oprecht sich draagt:
Bedriegt noch lieght, verdruckt noch lastert;
Of's naastens voordeel slim belaagt:
Maar d'oorspronck van het leven
Verkoren heeft, ten hoog vertreck.
Des hem noch ramp' aankleven,
Noch angst voor kommerlijck gebreck,
Noch vleyery noch dreygen,
'tHert kan ter ondeugd' neygen.
Toesang:
3. O salig die hier laag geseten
In stilt' een reyn gemoet besit!
Wiens Ziel, door 't wel bewust geweten
Versekert, niet sal missen 't wit,
Daar d'oogen steeds op staren,
Van eeuwigh saligh eeuwig blijdt
Als 't Eng'lendom, te paren
Met Gode, voor 't verderf bevrijdt!
Wie kan sulck heyl uytspreken?
Die stof wil taal' ontbreken.
|
|