't Groot Achterhofken, Beplant ende op nieuw vermeerdert met verscheyden seer stichtelijcke Liedekens
(1664)–Anoniem Groot achter-hofken, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 22]
| |
Stemme: Van de thien Geboden des Heeren.
Ga naar margenoot+1. VErhoordt o Godt mijn bidden klachtigh,
Ga naar margenoot+'sLevens fonteyn daer alle goedt
Alleen uyt spruyt, behoet my krachtigh,
Voor alle stoute hooge moedt.
2. Ick versaeck, o Heer, al den genen
Die op haer eygen krachten staen
En alle die daer souden meenen
Dat wy van u 't goedt niet ontfaen.
Ga naar margenoot+3. Ghy zijt alleen gever van 't goede,
Ga naar margenoot+Sonder u konden wy niet doen,
Behoudt my Heer reyn van gemoede
Dat ick my na u woort macht spoen.
4. Ick ben vol swackheydt en ellenden
Ach! Heere komt my doch te baet,
Ga naar margenoot+Wilt my tot eenen trooster senden,
Uwen geest Heer mijn toeverlaet.
5. Ick ben, o Heere swaer bestreden
Ga naar margenoot+Want mijn eygen vleesch nacht en dach,
Ga naar margenoot+En door den vyandt boos van seden,
Helpt, Heer, dat ick verwinnen mach.
Ga naar margenoot+6. Voor onkuysheyt wilt my bewaren,
Voor onschamel gesicht altoos,
Behoedt my, o Heer, al mijn jaren,
Oock voor een onreyn, leven boos.
Ga naar margenoot+7. Suypen, brassen, dees qua manieren
Alle over daet van my went,
Wilt my in matigheydt regieren,
O Heer, blijft my altijdt ontrent.
| |
[pagina 23]
| |
8. Een herte stout en opgeblasen,Ga naar margenoot+
Keert doch, o Heer, altijdt van my,
Behoedt my voor hoovaerdigh rasen,
Dat ick voor u ootmoedigh zy.Ga naar margenoot+
9. Voor een tonge valsch, boos en schadighGa naar margenoot+
Vol achterklaps en leugens fel,
Die sijnen Nasten schendt gestadigh
Och Heer, bewaert my daer voor wel.
10. Onvriendelijcke stuere woorden,Ga naar margenoot+
Of een bitter wesen begin,
Een twistigh hert als den verstoorden
Bewaert my Heer voor sulck een sin.
11. Bewaert my doch tot allen tijden
Voor lichtvaerdigh geselschap, HeerGa naar margenoot+
Leert my de goddeloosen mijden,
Die uwe wet versmaden seer.
12. Verlost my Heer van die oproerders
Die oordeelen onschuldigh bloedt,Ga naar margenoot+
Van secte-makers en vervoerders
Die ons smeecken met woorden soet.
13. Bedrogh en list laet van my blijvenGa naar margenoot+
Met alle qua geveynsden schijn,
Oock alle die twisten en kijven
Leert my die schouwen als fenijn.
14. O Heer, wilt my altijd beschermen
Voor alle sonden groot en kleen,Ga naar margenoot+
En wilt u over my ontfermen,
Bevrijdt my van 't eeuwigh geween.Ga naar margenoot+
15. Edel Princier wilt doch verhooren
My, u schepsel van aerd en stofGa naar margenoot+
Wilt u over my niet verstooren,
U komt alleen toe prijs en lof.
Vliedt oogen-lust. |
|