't Groot Achterhofken, Beplant ende op nieuw vermeerdert met verscheyden seer stichtelijcke Liedekens
(1664)–Anoniem Groot achter-hofken, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 19]
| |
Na de wijse: Godts Kinderen ghy meught wel zijn verheught.1. NEdrigh van herten met ootmoetGa naar margenoot+
Weenende met tranen, komt tot den Heer,
Ghy die nu door oprechte boet
Van dat oude boos leven neemt afkeer,
Ende belooft voortaen noch meer
Al door Gods leer // 's vleesch lust teGa naar margenoot+ mijden,
Wilt u van 't quaedt besnijdenGa naar margenoot+
'tAllen tijden // schout de sonden groot en kleyn,
Doet na Godts woordt alleyn,
Soo wordt ghy met verblijden
Levende steenen reyn.
2. Levende steenen moet ghy zijn,Ga naar margenoot+
Bereydt al door den hamer van GodtsGa naar margenoot+ woordt,
Die voegen aen Gods Tempel sijn,
Daermen geen hamer oft instrumentGa naar margenoot+ hoort,
Ghy treet nu met Godt in accoort,
Om van nu voort, den Heere te vresen,
Dat ghy een licht mooght wesen,
Hier in dese // Wereldt blint, so de schriftGa naar margenoot+ seydt,
Een goe wandelingh leydt,
Laet u licht zijn geresenGa naar margenoot+
| |
[pagina 20]
| |
Met kennis der waerheydt.
3. Kennis der Waerheyt hebt ghy van
Den Heer ontfanghen, blijft hem getrouw,
Ga naar margenoot+Strijt vroom totter doodt, en hout vast an
Ga naar margenoot+En wandelt weerdich den Euangely
Dat voor u niet vergeefs en zy
Het bloedt Christi, gestort uyt minnen
Ga naar margenoot+Wilt de Wereldt verwinnen,
Reyn van sinnen // dient den Heere dagh en nacht,
Ga naar margenoot+Op zijn beloften wacht,
Ga naar margenoot+En blijft by Christum binnen,
Ga naar margenoot+4. Arbeyt in 'sHeeren werk vruchtbaer
Ga naar margenoot+Als rancken aen den wijnstock schoon gebloeyt,
Blijft vast aen den Olijfboom klaer,
Ga naar margenoot+Dat ghy niet weder wort afgesnoeyt
Ga naar margenoot+Ghy zijt door Apollo besproeyt,
Dus jeughdigh groeyt, als vruchtbaer boomen,
Aen 's levens water-stroomen,
Ga naar margenoot+Als den vromen, Iosua blijft nu konstand
Ga naar margenoot+Die wijckt is Godts vyandt.
Wilt voor geen Menschen schromen,
Keert na t' beloofde landt.
5. Keert niet weerom vande baen,
Ga naar margenoot+Als den Man Godts, door eens Propheten raedt,
Denckt hoe 't Loths Huys-vrouw is vergaen
Het om kijcken op den wegh opstinaet
Hierom vroom op de wachte staet,
En u verlaet op 't woordt ons Heeren,
Wilt u daer af niet keeren,
| |
[pagina 21]
| |
Swaer verseren // genaeckt den blooden versaeghtGa naar margenoot+
Die aan Godts woordt vertraeght,Ga naar margenoot+
Dus wilt Godts lof vermeeren,
Lustigh u leven waeght.
6. Lustigh met 't sweert des geestes vecht,Ga naar margenoot+
Tegen al u vyanden seer ontstelt,
Met Davidt den Reus neder leght,Ga naar margenoot+
Door het geloof wordt hy seer licht gevelt,
Wy zijn vry van des doodts gewelt,Ga naar margenoot+
Christus den heldt quam ons vry maken,Ga naar margenoot+
Uyt des Leeuws wreede kaken,Ga naar margenoot+
Wilt versaken, u eygen boos leven dom
Volght uwen Bruydegom,
Die in 't geloove waken
Zijn by hem wellekom.
7. Dochter Syons hier meed' adieu,
Blijft uwen Godt getrouw tot in der doodt,
Wandelt vroom in een leven nieuw,Ga naar margenoot+
Godt sal u hier na geven 's HemelsGa naar margenoot+ broodt,
Al lijdt ghy hier veel anghst en noodt,Ga naar margenoot+
Met vreughden groot // sal hy u schincken,
'sLevens water om drincken,Ga naar margenoot+
Ghy sult blincken // als de Son aenGa naar margenoot+ 'sHemels throon,
Verciert met 'slevens kroon,Ga naar margenoot+
Dus strijdt vroom sonder hincken,Ga naar margenoot+
Vreest niet die 't lichaem doon.Ga naar margenoot+
Vliedt oogen-lust. |
|