't Groot achter-hofken
(1639)–Anoniem Groot achter-hofken, 't– AuteursrechtvrijGeplant met verscheyden Gheestelijcke Liedekens, tot stichtinghe der Ieught, by verscheyden Autheuren gemaeckt ende t'samen gestelt
[pagina 22]
| |
Stemme:Van de thien Gheboden des Heeren.
Ga naar margenoot+UErhoort o God mijn bidden klachtigh,
's Levens Fonteyn daer alle goet
Ga naar margenoot+Alleen uyt spruyt, behoet my krachtigh
Voor alle stoute hooghe moet.
Ick versaeck, O Heer, al den ghenen,
Die op haer eyghen krachten staen,
En alle die daer souyden meenen
Dat wy van u 't goedt niet ontfaen.
Ga naar margenoot+Ghy zijt alleen ghever van 't goede,
Ga naar margenoot+Sonder u konnen wy niet doen,
Behoudt my Heer reyn van ghemoede,
Dat ick my nae u Woordt mach spoen.
Ick ben vol zwackheydt en ellenden,
Ach! Heere komt my doch te baet,
Ga naar margenoot+Wilt my tot eenen Trooster senden,
Uwen Gheest, Heer mijn toeverlaet.
Ick ben, O Heere, zwaer bestreden
Ga naar margenoot+Van mijn eygen vleesch nacht en dagh,
Ga naar margenoot+En door den Vyandt boos van zeden,
Helpt, Heer, dat ick verwinnen mach.
Ga naar margenoot+Voor onkuysheydt wilt my bewaren,
Voor onschamel ghesicht altoos,
Behoedt my, O Heer, al mijn Iaren,
Oock voor een onreyn leven boos.
Ga naar margenoot+Suypen, brassen, dees qua manieren,
Alle overdaedt van my went,
Wilt my in matigheydt regieren,
O Heer, blijft my altijdt ontrent.
| |
[pagina 23]
| |
Een herte stout en opgheblasen,Ga naar margenoot+
Keert doch, O Heer, altijdt van my,
Behoedt my voor hoovaerdigh rasen,
Dat ick voor u ootmoedigh zy.
Voor een tonge valsch, boos en schadighGa naar margenoot+
Vol achterklaps en leughens fel,Ga naar margenoot+
Die sijnen Naesten schendt ghestadigh
Och Heer, bewaert my daer voor wel.
Onvriendelijcke stuere woorden,Ga naar margenoot+
Of een bitter wesens begin,
Een twistigh hert als den verstoorden
Bewaert my Heer voor sulck een sin.
Bewaert my doch tot allen tijden
Voor lichtvaerdigh gheselschap, HeerGa naar margenoot+
Leert my de goddeloosen mijden,
Die uwe Wet vesmaden seer.
Verlost my Heer van die oproerders
Die oordeelen onschuldigh bloet,
Van Secte-makers en vervoerdersGa naar margenoot+
Die ons smeecken met woorden soet.
Bedroch en list laet van my blijven,
Met alle qua gheveynsden schijn,Ga naar margenoot+
Oock alle die twisten en kijven
Leert my die schouwen als fenijn.
O Heer, wilt my altijdt beschermen
Voor alle sonden groot en kleen,Ga naar margenoot+
En wilt u over my ontfermen,
Bevrijdt my van't eeuwigh gheween.Ga naar margenoot+
Edel Princier wilt doch verhooren
My, u Schepsel van aerd en stof,
Wilt u over my niet verstooren,
V komt alleen toe prijs en lof.Ga naar margenoot+
Vliedt ooghen-lust.
|
|