Den groten zee-held Paul Jonas
(1785)–Anoniem Groten zee-held Paul Jonas, Den– AuteursrechtvrijStem: Aanschout eens Menschen, &c.
1.
Wat ziet men niet in dese Dagen?
Een yder zit van angst te klagen?
Het Oorlogs zwaard is op de been;
| |
[pagina 42]
| |
De Bloed-Slag die staet nu op handen,
So als ons vermelt de Cranten,
Het is een schrik voor yder een.
2.
Alle Koningen en Potentaten,
Die hebben werk om haer klaer te maken:
Om te zenden haren Vloot na Zee;
Dat doen ons eigen Bond-genoten,
Daer wy waren vast t’saem gesloten,
Wy waren in so Rust en Vree.
3.
Het is van rontom vol elenden,
De Wereld-loop is nu op enden,
Hengt iemand ooit van so Bloed-slag?
Van alle Koningen en Mogentheden:
Gelijk als daer nu wort beschreven,
Het lijkt nu wel de laesten Dag.
4.
De Koopluy ziet men nu al klagen,
Als dat haer Schepen alle dagen,
Slaeg raken onder de Viand:
De Zee-man die ziet men nu treuren,
Als men aen denkt ’t hert moet scheuren;
Gelijk als ons vermelt de Crant.
5.
Ons Schepen nam hy na zijn verlangen,
En brachtse op zijn Rhee gevangen,
Gelijk als men nu dagelijks hoort,
Het Eyland Stazles is weg genomen,
Dat menig Mensch nu hier doet schromen,
Dat heeft alleen zijn hert bekoort.
6.
Doch hoop ik dat ’t Oranje Bloed,
Aen hem sal wreken met ’er spoed:
| |
[pagina 43]
| |
En de Staten van ons Nederland,
Wy zullen het met ’t zwaert weer halen:
o Mochte God ons Vloot beware!
Wy geven Vleesch en Bloed te pane.
7.
Och wilt voor God den Heer doch kniele!
En bid voor alle Gelovige zielen,
Die nu varen op onse Vloot;
Dat God ze met zijn hand mach dekken,
En geven haer een helden moed.
8.
Och God wilt doch die Vloot bewaren!
Die met ons haer leven waegden,
Geeft de Overigheyt een goed verstand,
Als God den Heer zal met haer wesen.
Dan lyden zy geen schrik noch vresen,
Al treden zy in Vuur en Vlam.
9.
Och Engeland wat kan u bewegen?
Ach ach besint u doch ter degen!
Dat gy so hebt de Zee gestoord:
Dat gy ons de Oorlog so aendeden,
Daer wy waren in so rust en vreden,
Gy was ons eigen Bond-genood.
10.
Getrouwe Liefden ziet men zelden,
Gelijk als ik u hier zal melden,
Denkt maer eens aen d’Absalom:
Die streed tegen zijn eigen Vader,
Denkt maer eens altemalen,
Hy bleef hangen aen een Boom.
11.
Mochten wy met den Verloren zone!
| |
[pagina 44]
| |
Ons buigen voor de Genade Throne,
En doen als ’t Volk van Niene-wee,
En doen regt Boete van ons Sonden:
Als in Gods Woord klaar word gevonden,
Dan kregen wy noch wel de Vreê.
12.
Want daar God is, daar is de Vrede!
Wy bidden u ô God den Heere!
Beschermt ons lieve Nederland:
Dat ons geen Oorlogs zweerd mag deren,
Wilt het van gantsch Holland weren,
Bestiert het heerlijk door u hand.
|
|