Een t'Samen-spraeck tussen Trijntje en Grietje.
Stem: Fontanje met kant.
O lieve Trijn, Wat heb ick al vernomen,
Dat gy nu hebt aengenomen,
gy kunt geen vreugde rape,
'k Wou dat hy al waer gehange,
Dat ik mijn gonk verbinde
Griet ick mijn stadig vinde,
Zijn root als een scharlake,
Dat doet schier mijn hert uytbrake,
Hangt hem tot op sijn kake,
Zijn Vroutje doen vermake,
| |
Eenen ouden sonder tande,
Twee schoone horens dragen,
Dat heeft hij lang gedrage,
Want daer komt nu alle dage,
Beter vriendtschap kan maken,
Jck wil de vreugde smaken.
't Was om sijn goet te erve
Want ick dacht dat hy sou sterve,
Maer ik vrees dat den Ouwen,
Jck ben noch jonck van jaren
Jck en wil mijn Lijf niet sparen,
|
|