De nieuwe Hollandsen Boots-gesel, Ofte Bataviers helden-stuk
(1704)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– AuteursrechtvrijBehelsende de voor-naamste geschiedenisse, die in 't veroveren van de Spaense silver vloot te Vigos, en in meer andere zee en veldt-slagen is voor-gevallen: als mede verscheydene vryagie, vermakelijke kluchten, herders en matroose gezangen
Op een aengename Voys.Kupido onlangs geleen,
Die vloog door bos en hey,
Ja so bly,
Strax tot my,
Met sijn wieken
Daer schoot hy mijn een pyl.
| |
[pagina 52]
| |
Strax vloog de guyt omhoog,
En schonk my uyt sijn boog,
't Was een pijl,
Vol fenijn,
Wie sou denken
Dat hy mijn so bedroog.
Nu ben ick door de min,
Bedrogen in mijn sin,
En die guyt,
Lagt mijn uyt,
Nu mijn zinnen
Door hem gestolen zijn.
Die schone maegt,
Die oyt de mode draegt,
Vlugt van mijn,
En laet sy mijn
alleenig,
Hier in des Werelts pleyn.
Ag moet 't dan so zijn,
Dat gy dus vliet van mijn,
Jk wens de doodt,
Also snoot,
Mijn komt hale,
Uyt des werelts kloot.
Og schone blom,
Mogt ik u Bruydegom,
Eensjes zijn,
Al mijn pijn
Was genese,
Och alder Liefste mijn.
Maer gy o jeugt,
Gunt my niet de vreugt,
Maer gy seyd,
U Jonkheyd,
Niet is waerdig,
Dus vroeg te zijn gepaert.
Daerom ly ick pijn,
En staeg in druk verdwijn,
Jn mijn hert.
Door de smert,
Sal verdwijnen,
So ick van u moet zijn.
Nu dool ik agter Landt,
Om u waerde pant,
Ja door zee,
Als de Meer,
Door de baren,
Zwerf ik om u ter Stee.
Al mijn hoop is Venus-wigt,
Dat hy u met sijn schigt,
Jn u hert,
Al de smert,
Doet gevoelen
Die ik om u al draeg.
Wel adieu dan vreugt en pijn,
En watter meer mag zijn,
Jn dit dal,
Vrysters al,
Leeft in vree
Jck u dog prijsen sal.
Wel aen tot een besluyt,
Jck schey met digten uyt.
En ik bemin,
Jn mijn sin,
staeg de vreugde van
Bacchus druyve nat.
|
|