De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen
(na 1750)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– Auteursrechtvrij
[pagina 68]
| |
Honing uit een Bloem,
Gelooft het Honing-Bytje leeft,
Niet uit de zoete Bloempjes die gy geeft,
Maar door de Nectar-douw,
Der Lipjes van Mevrouw.
Waar op als zy laatst lag in rust
Een Honing-Bytje kwam aldaar gevlogen,
Heeft aan haar Mondje gezogen
En met een gekust,
Doen kwam ik even op het slag,
Daar ik het Bytje op haar Lipjes zag
En op en neder vloog,
De Honing daar uit zoog.
ô! Dagt ik, zoete Honing-dief,
Nu zal u Flora heel verdoemen,
Dat gy zoog de Bloemen,
Lipjes van myn Lief,
Die met een Zoetheid zyn vermengt,
Als wel de Roosjes zyn met Dauw besprengt:
ô! Dagt ik op dit pas,
Die ook een Bytje was.
Dat ik een Honing-Bytje waar,
Jk zou het Strooje Huis verzaken
En myn Nesje maken,
Jn 't gekrulde Hayr,
't Gezwier om haar gekloofde Kin
En storten daar de zoete Honing in,
Zo en kon daar voor myn,
Geen liever Nesje zyn.
|
|