De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen

Een Nieuw Vermakelyk Lied van een Jonkman en een Dogter, die haar 's Avonds gingen Vermyden.

Stem: Ziet hoe helder schynt het Maantje

Ziet hoe helder Waayt het Windje,
En hoe klaar het Lugje staat,
Het is zo een helder Maneschyntje
Een yder met zyn Lief op Straat,
En hoe Zoet
en hoe Zoet
Zo geneugelyke Spel,
Cupidootje weet het wel.

Oost en Zuiden aangetreden,
Regt al na de Kyzers Gragt,
Daar meenig Minnaar gaat op heden,
Met zyn zoete Lief in de Nagt,
Door het Zoet
geneugelyke Spel
Cupidootje weet het wel.

Ziet daar komt een aangetreden,
Regt als ik van veer kan zien,
Maar zy is wat Bruin van Leden,
Jk wil haar goeden Avond bien,
En met een sprak
zy Portegeesze Taal,
Luisterd toe na myn Verhaal.

Zy zey wel Cave Sinjore,
Bonmes Notjen met Kalaan,
Ja bie a die sprak ik Agore,
Wilt gy met

[p. 67]

 

my uit Wandelen gaan

 

En waar op

 

en waar op

 

Dat ze my daar gaf Gehoor,

 

Ende sprak wel Si Sinjoor.

 

 

 

Doen ging ik my wat Vermeiden,

 

Met dat Zoete Bruine Lam,

 

Ja Hand aan Hand onder ons beiden,

 

Tot dat men zamen Paszeeren kwam,

 

En daar ik

 

en daar ik

 

Vrolyk ende Bly,

 

Stelden haar nevens aan myn Zey.

 

 

 

Toen ging ik myn Handjes Strelen,

 

Over haare Borsjes rond,

 

Dan wat hoger dan wat leger,

 

Daar ik een klein Bosje vond,

 

En daar ik

 

en daar ik,

 

Langs hoe meer en nader kwam,

 

Daar ik myn Vermaak in nam.

 

 

 

Jk ging door het Bosje drillen,

 

Daar ik een klein Slootje vond,

 

Jk en kon 't niet over Springen,

 

'k Nam de Polsstok in myn Hand,

 

En ik Sprong

 

en ik Sprong,

 

Jn een alzo diepen Sloot,

 

Daar ik met het Hoofd in schoot.

 

 

 

Raad eens hoe ik myn Verweerde,

 

Doen ik op het kantje kwam,

 

Zonder dat ik myn Bezeerde,

 

'k Was zo niet als ik vernam,

 

Daar ik was,

 

daar ik was,

 

Zo byzonderlyken Nat,

 

Door den Arbeid die ik had.

 

 

 

Oorlof Venus Gasten aardig,

 

die Bemind het Venus Werk,

 

Houd u Tuigje altyd vaardig,

 

Spant u Boogje altyd sterk,

 

En Schiet stout

 

en Schiet stout,

 

Ende toont u Onverzaagt,

 

Zo word het u van zelfs Gevraagt.