De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen
(na 1750)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– Auteursrechtvrij
[pagina 37]
| |
Stem: Is Liefde zoet Lyden.Jonkman.
Wat doed myn Ontstellen,
Staag in myn Gedagt,
dat myn zo komt kwellen,
Waar door ik Versmagt,
By Dag als ik waken,
By Nagt als ik Rust,
dan schyn ik te Blaken,
Vol van Minnelust,
Waar vind ik nog Gratie,
voor myn grillig Hart,
die zoete Temtatie,
die baart my veel smart.
Lest sprak ik een Susje,
Zint ben ik doorwond,
die schonk my een Kusje,
Voor haar rooder Mond,
Jk wil ze gaan Vryen,
en bieden myn Trouw,
Zo raak ik uit Leyen,
Uit Druk en uit Rouw,
Och! Liefste Annaatje,
myn Leven vergaat,
Laatst ik had een Praatje,
met u op de Straat.
Dogter.
Wel Floris uw Klagen,
dat staat myn niet an,
Jk heb geen behagen,
Jn eenen Jongman,
Jk ben Jong van Jaren,
En nog niet Gezint,
Om alree te Paren,
Jk ben maar een Kind,
Van ruim zestien Jaren,
daar by Ouderloos,
Wilt u moeiten spaaren,
Zo word gy niet Boos.
Jonkman.
U tintelende Oogen,
Vol Lonken van Min,
Uw twee Bruine Oogen,
Staan in myne Zin:
U bloozende Kaken
En u Rooder Mond,
Mogt ik die genaken,
Zo waar ik Gezond,
Met u ko-
| |
[pagina 38]
| |
rale Lippen,
Myn Liefste Anna,
Ei wilt daarmee Klippen,
Met woordje van Ja.
Dogter.
U Haring, wel Floris,
die Braad hier niet Gaar,
U Pap hier al Goor is,
Gaat ziet na een aar
En spaart vry u Beenen,
Zo heb je geen nood,
Op dat gy u Scheenen,
Hier niet blaauw en Stoot,
Zo slyt gy geen Schoenen,
Alhier op myn Trap,
Want gy hebt van doenen,
U Geld tot Gelap.
Jonkman.
Al u spytig Spreeken,
Dat doed myn de Dood,
Myn Hert schynt te breken,
Van Liefde zo groot,
Vergunt myn te strekken,
Myn Leden regt uit,
Op dat wy ons dekken,
Als Bruid'gom en Bruid,
Want gy hebt geen Vader,
Of Moeder op Aard,
Laat ons dog te gader,
Eens worden Gepaart.
Dogter.
Weg weg met u Razen,
Koop Koek voor jou Geld,
Het zyn Vizevazen,
Die gy myn Vertelt,
Jk Lag om u Klagen
En Spot met u Pyn,
Gy kunt niet behagen,
De Zinnen van myn,
Want ik stop myn Ooren,
Voor al uw Geween,
Jk wil u niet hooren,
Vertrek en gaat heen.
Jonkman.
Kom, klein Venus Wigje,
Weest gy de Piloot,
En schiet met u Schigje,
Jn haar teere Schoot,
Of gunt myn Genade,
Klein Cupido zoet,
Of ik zal myn Baden
Jn myn eigen Bloed:
Adieu dan Leeuwinne,
Gy zyt al te straf,
Jk Sterf door Minne,
Myn Leven snyd af.
|
|