De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen
(na 1750)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– Auteursrechtvrij
[pagina 15]
| |
Stem: Wispeltuurige Matroos, enz.Hoe is de Lely zo ontstelt,
Of Brand hy op Nepthunus Veld;
Den Admiraal van 't Fransche Ryk,
Heeft heel Spanjen met practyk,
Met zyn Bloed doen zingen glorie
En Victorie.
Jn Vigos lagen zy op de Ree,
Zy meenden het was voor haar vree,
Maar de Engelsche en Hollandsche Vloot,
Die kwamen haar met Kruit en Loot,
Op de Ree verwellekomen,
Zonder schroomen.
Als zy de Zeilen zagen aan,
Was Monsieur en Sinjoor belaan,
Eerst Zongen zy Te Deum ziet,
Maar zy veranderden dat Lied
En riepen Miserere,
Met hertzeere.
De Bomben gingen met practyk
En het Kanon speelden Musyk
En de Musketten hielden toon,
En de Granaten vloogen schoon,
Tot zy waaren geslagen,
Na ons behagen.
Zes Galjoenen stonden in Brand,
Daar by twee anderen Gestrand,
Jn drie Kasteelen was de Vlam,
Niemand om te bluszen kwam,
Maar lieten zonder zingen,
Lustig springen.
Sinjoor die riep Hoe gaat het hier,
Monsieur die zei Non pa quartier,
Lopen wy maar gelyker hand,
Steken 't Schip zelf in den Brand,
Hier valt geen tyd van rusten,
Of verlusten.
't Js Hakken, Houwen, Schieten, Slaan,
De drommel mogt hier blyven staan,
Den Brand steekt in de Schepen al
En wy namen voorts het getal,
Wy Landen met ons magten,
En ons kragten.
Elf Galjoenen met Zilver gelaan,
Die namen wy
| |
[pagina 16]
| |
daar haast van daan,
En dat daar nog al is Gestrand,
Valt ons al t'zaamen in de hand
En doed heel Spanjen beven,
Door dit leven.
Wy hadden eerst veel tegenweer,
Maar dwongen haar hoe langs hoe meer,
Te wyken door ons Kragten sterk,
Het was maar een begonnen werk
t'Za Franschen zingt Victory,
Ons is de glory.
De Fransche Schepen gaan niet mis,
Maar kregen haar Lot ook gewis;
Vyf genomen en gezonken vier
En agt verteert door de Vlam hier,
Dat wy ook aanzagen,
Met behagen.
Ons Officieren kloek van aard,
Waren als Leeuwen onvervaart,
Zeilden de Revier op met Kragt,
Daar zy Kettings in hadden gebragt,
Om ons voortgang te beletten,
Maar zy pletten.
Het brak door onze kragt zo zwaar,
Doen kwamen wy digte by haar
En drevenze naar Vigos in,
Dat niet wel was na haaren zin,
Zo dat wy met verstande,
Daar zo Lande.
En hebben zo in onze magt,
Zeventien Schepen by ons gebragt,
En in zeventien den Rooden Haan,
En nog vier in de Grond doen gaan:
Hier zal Vrankryk om denken
En 't zal hem Krenken.
Het Zilver dat zy daar hebben uit,
Zyn wy haar na om dezen Buit,
Te agterhalen in het Land;
Den Hertog van Ormont met verstand,
Spant aan alle zyn kragten
En zyn machten.
Om dezen Buit te halen mee
En ook te brengen hier ter Stee,
Daar zyn zy al op uit gegaan
En om den Vyand te verslaan,
En met het Staal te groeten
En ontmoeten.
't Za Britten en gy Nederland,
Dankt God voor zyn trouwe Bystant,
Hy helpt u steeds aan yder end,
Waar dat gy uwe Magten wend,
Hem zy de Lof en Eere,
Onzen Heere.
|
|