Grooten Hollandschen nachtegaal
(na 1815)–Anoniem Groote Hollandschen nachtegaal– Auteursrechtvrij
[pagina 36]
| |
Weest Herderin gegroet,
Ziet wie u aan komt spreken,
Een Prins al uit het bloed,
En zie daartoe een teeken,
Een ketting van roode goud,
Met een medaillie daar aan,
Voorzien met diamanten,
Waar in staat mijn vaders naam.
Mijnheer wat praat is dat,
Ik heb dat nooit van nooden,
Ik acht geen aardsche staat,
Meer als mijn is bevolen,
Te wachten op mijn schapen,
Zijt gij vol minnepijn,
Zoo gaat bij uw Hofdames,
Die gekleed zijn in het Satijn.
Wat liefdelijk geluid,
Komt uit uw lipjes vloeijen,
Komt Herderin mijn Bruid,
Wilt u niet meer vermoeijen,
Laat u schaapjes aan de heide,
En vertrekt met mij naar het Hof,
Gij zult dragen een kleed van zijden,
En rijden in een Karos,
Ik acht geen hoofdsche pracht,
Mijn schaapjes is mijn leven,
Sta van u reden af,
Wil u naar het Hof begeven,
En laat mij bij mijn schapen,
In het lommer van deez beek,
| |
[pagina 37]
| |
En gaat bij uw Hofdames,
Daar gij van uw liefde spreekt.
Kan ik geen Herderin,
Tot mijne min bekoren,
En dat een Prince kind,
Uit Konings bloed geboren,
O dood wil mij verslinden,
Karon wilt mijn raadsman zijn,
Dat zij wordt mijn beminde,
Of ik sterf van minnepijn,
Ziet wat de liefde doet,
De prins gaat hem verkleeden,
En vlecht een Rozen hoed,
Van loof en bloemen mede,
En kleed hem als een Herder;
Door de liefde overmand,
Ging met zijn schaapjes weiden,
Tot dat hij haar hutje vond,
Ik wensch u goeden dag,
Mijn Silvia geprezen,
Het is Damon die u groet,
Doet u goeden morgen zeggen,
En wilt u stal ontsluiten,
Want de zon is in de kim,
En drijven het vee na buiten.
Allerliefste Herderin.
O slaap, ô zware slaap,
Bedwelmd door het dromen,
Wacht Damon, wacht noch wat,
Ik zal aanstonds bij u komen,
| |
[pagina 38]
| |
Ik zal mijn stal ontsluiten,
En gaan met u naar de Hei,
En drijven het vee naar buiten,
Het is nog in de Mei.
Ziet Silvia de maagd,
Met haar gewaanden Herder,
Een prins in zijn gemoed,
Hij leid haar nog wat verder,
Tot zijn vaders warande,
Daar opende hij zijn borst,
Hij sprak zie de banden,
Die als een Prins zijn uitgedost.
De maagd was zeer ontsteld,
Hij sprak hebt geen benouwen,
Op het koninklijke slot,
Zal ik u schoonder trouwen,
Laat weten aan u bende,
En aan de Herders fris,
Als dat Damon uw Herder,
In een prins veranderd is.
Herders en Herderinnen,
Die hier aan deze beeke,
Weiden u wollig Vee,
Wilt van mijn trouwdag spreken,
Speel op Bas en Violen,
Ter eere van Silvia,
En van den prins mijn Herder,
Nood u op mijn Bruilofs zaal.
|
|