42 (XXV) Frans Coenen aan J. Greshoff, 8 november 1935
Woensdag 20 Nov. schikt mij het best vanwege de vergadering van de Groene.
Ook Donderdags kan ik gewoonlijk niet, maar de overige weekdagen zijn à prendre, en je kunt er naar believen over beschikken. Ik verheug mij er bizonder over, dat van Nijlen wil en kan blijven meedoen. Hadden wij dat eerder geweten, zoo hadden wij ons veel tribulatie kunnen besparen en de zaak onder ons drieën afhandelen.
Wat de candidatuur-Raedt betreft, ik begrijp dat het incidenteele en naderhandsche je onplezierig aandoet en ‘stutzig’ maakt. Gewis had ik ook dadelijk om haar moeten denken en er niet zoo overhoeds en achterna mee aankomen. Ik zal de zaak voor het moment laten rusten, mij voorbehoudend er te gelegener tijde en plaatse op terug te komen.
Doch waar je precies en uitvoerig aangeeft waarom je haar niet wilt, zal het mij wel geoorloofd zijn te zeggen [+waarom] ik haar wèl wil.
Het was, primo, niet juist haar een onderredacteur te noemen, dat erken ik. Maar ten andere is het ook onjuist, haar positie met die van Van Rantwijk te vergelijken. Haar betrekking tot het tijdschrift is veel nauwer, gelijk haar naam op het omslag al onafwijsbaar aantoont, terwijl zij als recensente als jaren lang tot onze medewerkers behoort. Haar persoonlijke titels tot een redacteurschap vind ik in het vele redactiewerk, dat zij deze jaren deed en doet, niet immer aangenaam werk, als zij bijv. versinzenders altijd maar naar den redacteur Greshoff moet verwijzen, die niets van zich hooren laat. Ik alleen weet hoeveel werk het is, dat zij mij uit handen neemt, zonder eenig bezwaar voor het tijdschrift.
En dan de korte boeknotities. Ik herinner mij niet, dat je mij, zelfs voorzichtig, je misnoegen te dien opzichte zoudt hebben meegedeeld, want ik zou je dan terstond geantwoord hebben op die stukjes zeer gesteld te zijn. Mij dunken ze gewoonlijk aardig en levendig en vaak geestig, zeer gepast tegenover de weinig respectabele oeuvres die zij onder de oogen krijgt. Zij hebben het voordeel om zelfwil leesbaar te zijn, gelijk tijdschriftlezers, die toch de boeken niet lezen, zeer begeeren. Die notities in 't algemeen zijn het lichte dessert na den zwaren maaltijd van des tijdschrifts eigenlijk lichaam. In den beginne waren zij - die van