41 (XXIV) S. Vestdijk aan J. Greshoff, 8 november 1935
Uit mijn brief die je inmiddels gekregen moet hebben, heb je kunnen opmaken, dat ik dolblij ben, dat je onmiddellijk zoo beslist stelling neemt tegen het listige voorstel. Ik kon dit moeilijk doen, de eerste vijf minuten, dat ik bij iemand in huis ben, èn als outsider. Ik sta natuurlijk geheel op jouw zijde (ik bedoel tegenover C.; nu ik de ‘feiten’ ken). Zonder verder bericht ben ik dan 20 Nov. 11 uur op de opgegeven plaats. [...] Mocht er nog wat zijn, schrijf me dan. Mijn gedrag op de vergadering t.o. de kwestie E.R. moet dan maar zijn die van den reinen Tor, inmiddels wegwijs gemaakt. Prettig, dat van Nijlen meedoet!