Groot Nederland. Jaargang 41(1943)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 269] [p. 269] Gedichten Wij liepen samen over 't Rembrandtplein. De ochtendschemering behing je zwarte haar met parelmoerenschijn. Je sterke hand beroerde, éven maar de lijn van mijn uitwaaierend, blond haar. En 'k weet: na deze vreemde en bittre nacht met al zijn valsch vertoon van liefde en van haten zal deze wrange pijn van-steeds-weer-iets-verlatener-te-zijn verglijden in pure ochtendschemering over het Rembrandtplein. * Een koude zomeravond valt geleidelijk, zoo zonder zwier in kleine kamer, twee bij vier met spiegel aan den wand. Meegaande boomen wuiven door den wind bewogen voor het venster heen en weer en heen en weer; dat ik zou wenschen, dat ze eens één keer tegen den wind in zouden druischen. Rusteloosheid groeit in mij aan: om die lachende spiegel en die waaiende boomen voor mijn raam! tot in een andre kamer, hier vlak aan een kinderstem klinkt, slaprig schor en ik er heensluip, om te hooren hoe zij wat brabbelt van een hondje en een knor. Stil hurk ik bij haar neer; en als ik ga is in mijn hart een nieuwen moed geboren! [pagina 270] [p. 270] En wijde grijze wegen liggen roerloos uitgespreid. verweg vervagend in een grijzer lijn van onvervuld verlangen en een stage pijn. O land, mijn land, waar kan ik elders zijn? De wegen liggen breed als onbetreden velden in vroegen morgen, waar een dof gestamp van paarden ópklinkt in eind'loos, monotoon refrein: o verten van mijn land, waar kan ik elders zijn? Op welk een zat en zwaar geluk wil ik nog hopen? blinkende wegen slaan hun maagden-mantel voor mij open en heel mijn zout verlangen mondt in een stage pijn: o verten van mijn land, waar kan mijn hart nog elders zijn? * Ik weet: wij tweeën zijn niet voor elkaar. Maar donk're lust drijft in ons bloed en gonst en bonst en weet geen raad of rust. toen hebben wij elkaar zoo wild gekust. Je bent als donker gif in lichtend glas gekomen. Maar in mijn klare en doorzichtig-heldre droomen verhinder ik je, zóo nabij te komen om blind den weg te gaan tot in mijn duister hart. Toch zal ik bang zijn voor dien lichten-loozen nacht - wanneer de wind klaagt en de donkre boomen beven - dat ik mijn hand zal strekken naar een lichtend glas wanhopig wetend: dat het nooit zóo bitter was. [pagina 271] [p. 271] Het huis is donker, vreedzaam en gezet. een lamp glanst stil over verstarde dingen als tafel, stoel en bed. 't is, of het leven zich heeft vastgeplet en door zacht-suisend theewater laat dwingen. Een cigaret weeft grijs een ijle sluier om de verstarde huislijkheid en mij. En hoe ik wend of keer: in dit vermoeid getij weent steeds de regelmaat der doode dingen. Zijn dit de scherven van mijn groote droomen? in starend' oogen is wat rook gekomen een smalle sliert, die steekt en sart o grijze rook, o grijzer hart. * Wij staan al jaren van elkaar verwijderd en leven voort, als wisten wij het niet. Alleen wat heimwee, als een heel oud lied rimpelt ons denken; en de laatste keten van alle schoonheid, die wij nu verloren weten smeedt ons tesaam en drenkt dit bitter lied: en wij gaan voort, als wisten wij het niet. Maar eens, in 't brandend storten van de wanden herneemt ons hart zijn vlucht en keert niet weer. Alleen wat donker bloed kleeft aan te smalle handen en geeselt fel het hart en striemt het keer op keer wanneer wij hijgend gaan naar verre en vreemde landen zoo maat'loos wijd het hart; hoe keeren wij ooit weer? [pagina 272] [p. 272] ‘Laat mij een wajang zijn in Uwe hand’. (Noto Soeroto.) Scharlaken-roode heeren dansen door mijn leven en zingen, triomphantelijk, een eeuwig-eender lied, zij zien met zwart geluk de witte dame sneven; mijn leven is een schaakspel; anders niet. Maar zie: een meesterhand schuift stil en staag door roode rij van starende pionnen mij voorwaarts in een nieuwe nederlaag. Is dit oer-oude spel opnieuw begonnen? Tot ik, na duizend jaar, den rooden koning sla en intocht vier in 't eeuwig-witte land. Gij meester, kóós den bittren weg; ik gá en wíl een schaakspel zijn, in Uwe hand! KARIN MOEN Vorige Volgende