Groot Nederland. Jaargang 41(1943)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 220] [p. 220] Voorvader Ik zal u wederzien en blij herkennen als scheurt dit ijle weefsel van een droom waaraan ik 't vorschend oog duldzaam blijf wennen tot ik, na u, dit klevend rag ontkoom. 'k Zal u dàn wederzien van oog tot harte en in uw oog, dat look in eenzaamheid doch helder bleef van 't vuur der heetste smarten het beeld erkennen, dat ik heb verbeid na 't gruwelijk onteeren uwer dagen, die kroonden uwen ouderdom tot hoon der zonen, die den ouderzegen vragen aan 't zwijgend graf van uw verlaten woon. 'k Weet slechts: uw beeld verging in mijn aarde zooals uw pijn verstomde in haren schoot daar ergens... waar men zonder smart vergaarde wat van uw leven restte in uwen dood. Ik blijf de bittere in 't ongekende - ofschoon 'k u duldzaam wist in elken nood - wijl aan mijn zijde gaan twee onbekenden, wier tartend zwijgen 't haat: uw graf en dood. o, Kon ik mij verzoenen met deze aarde, die 'k jong bezong met woorden op den wind - een greep ontgronde bloemen voor die baarde - wijl gij haar om haar weeën hebt bemind. Laat mij het erfdeel uwer rijpe liefde als troost voor 't leed om uw verstrooid gebeent' opdat ik dulde 't onrecht - dat mij griefde - en in uw oog voor eeuwen ligt versteend. Ik wil dit land mijn zwaarste leed bekennen, zijn grens omsluit mijn liefde en uw graf... en 'k beid uw beeld, dat ik trots zal herkennen omdat geen dood ontrooft wat God u gaf. ALBE Vorige Volgende