Groot Nederland. Jaargang 41(1943)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Oude gracht bij maneschijn De gevels van de huizen die aan 't water staan En daags elk op hun plaats naar eigen wijs beklijven, Die schijnen thans in 't blauwe licht der gele maan Naar eend'ren wil gezamenlijk te zijn gaan drijven: Diep onder in de schemerzee die om hen vaagt, Zoo zwaar dat geen gewicht hunzelve lijkt verbleven En of zij van den grond die hen niet langer draagt, Slechts zachtjes als naar 't onbereikbaar toppunt zweven, Dat tijdloos - als de bron van 't licht - is in de schijf Der maan; terwijl zij rustig op elkander steunen En zelf-ontdaan als moede kind'ren lijf aan lijf Zich als één enkel lichaam achterover leunen, Opdat de schijn inplaats van 't dak hun voorzij raakt En er hun witte muren zacht in mogen blinken En zij den wand'laar die nog aan het water waakt, Verzaligd in een droom het licht lijken te drinken... En hem is of zij achter dichten vensterwand Door loome luiken stil bewegend ademhalen En hij zich met hen samen langs den waterkant In slaap gaat wiegen op de milde manestralen. RUDOLF STEINMETZ Vorige Volgende