Groot Nederland. Jaargang 41(1943)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] Twee gedichten Najaar De dagen vervallen aan nacht, grauwe huif om de gronden. Onstelpbaar bloeden wonden aan Liefde gebracht. Dof roert doods trom door de omberen dreven. Engelen, slaapstil ontheven, dolen al avonds om. Ouderen houden wake, eeuwen varen voorbij. Drommen doden genaken, hun stap kaatst de kille kassei. Kinderen wenen van wind. Alzijds krampen gelieven. Zoek in verkruimde brieven het woord dat ge niet hervindt. Uit: ‘Koningsvenster’ Klein requiem Als sneeuw van ene nacht te morgen onbetreden, lijk maanlichts koele vacht straks glinstert onversneden is zij tot het wit domein vergleden van deze droom, de dood die als een nevel in haar sluimer kwam. Zij had een glimlach, geen verweren en sinds zij staarde in Zijn vlam en ik haar schaduwwimpers sloot komt zij in zon en sneeuwen keren. Uit: ‘Beloken Land’ GEORGE DE SÉVOOY Vorige Volgende