Groot Nederland. Jaargang 41(1943)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] Groot Nederland maart 1943 Verzen Ballade Hoog op den boeg van het trotsche fregat de koning der schuimers te zingen zat: Ik ben een komeet tusschen vallende sterren, men berekent mijn baan, men herkent mij van verre. Een bloedstreep in 't zog van mijn stuivende kiel, wijst de plek, waar mijn vonk van den hemel viel en ik, god van de zee, weer mijn ziel heb gedolven uit het fonkelend schuim van de ziedende golven. Dan stak ik mijn hart, als een fel roode vlag, op de spies van den mast, zoodat elkeen het zag. Nu trotzeer ik Neptunus en alle goden: wie den hemel verwon heeft zijn eigen geboden. Ik leef zonder hart en ik leef zonder vrouw, slechts de zee en den wind zweer ik eeuwige trouw. Ben ik oermensch of dier? ben ik zeester of sater? Ik zweef als een stip over 't eind'looze water; een rustlooze vonk in het wijde heelal, waar ik eeuwig ontstaan en verschieten zal. Op den barstenden boeg van het molmen fregat een oude zeeman te slapen zat. Hij had met den dood over zee gedoold, zijn hart was vergaan en z'n oog was verkoold. Er schreeuwden wat meeuwen, er aasde een gier; het schip liep te pletter tegen een pier.... [pagina 98] [p. 98] Het visschertje Mijn oog duikt in den plas, mijn oog wemelt van visschen; tusschen de lisschen grissen ze naar mijn ribbekast. Ik houd mijn beenen vast, mijn God, ik raak van zinnen, het oevergras heeft vinnen, 'k voel schubben op mijn bast. Zal 'k duiken in het water naar gindsche zeemeermin; steek ik de beenen in de beenen van een sater? De lucht is vocht en zwoel, ik berg mij in het koren; mijn dobber drijft verloren over den groenen poel. [pagina 99] [p. 99] Herfstelijk Ik ben een vondeling onder het feest der luchten, ik wilde wel ontvluchten nu ik dit onderging: Het barsten van de vrucht: het bloedend openvallen der rijpe zonneballen, op elke windezucht. Mijn mond eet warmen geur van vocht-doortrokken grassen, mijn oogen zijn gewasschen in brand van broeische kleur. Ik ben een klein, stil hart, onder dit grootsch gebeuren; ik kan maar amper treuren om deze trotsche smart. Het moet gauw winter zijn, ik wil weer ademhalen en uit reinere schalen drinken aan koeler wijn. [pagina 100] [p. 100] Met oog en oor Met bei m'n ellebogen juist nog op het droge en met verdwaasde oogen het water drinken mogen. En dan: een vogel in het riet, en met mijn ooren 't vogellied droomende ingezogen. Metamorphose Als ik blaas op den bazuin zweeft er een engel in mijn tuin; een wit-met-gouden engel. Ik werp mijn hengel naar zijn kruin, hij glimlacht roze-oranje-bruin en, wordt tot bloemenstengel. ALEX CAMPAERT Vorige Volgende