Groot Nederland. Jaargang 41
(1943)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
De tweeZij zijn bereid tot alle daden,
Een spiegelspel op zijden bed;
Geboorten loeren en zij baden
Hun lichaam, lijk men de oogen bet.
Twee lampen in een lichte hoek
Zijn de oogen die niet lachen, weenen,
Maar in zich staren naar de steenen
Gewelven waar geluk ligt zoek.
Hij ziet geen handen, geen gelaat.
Zij hoort geen woorden, geen geluiden,
Zij zijn geen tijd en geen beduiden,
Geen reden, ook geen overdaad.
Zij zijn meer droom dan bloed, dan vel,
Meer dood, bij steeds hernieuwd ontwaken,
Meer angst, dan zich gelukkig maken,
Meer wanhoop, ijdel spiegelspel.
| |
HamadanHoor, de karavanen veedlen
Door de nachten van uw pijn:
Nachten die om kussen beedlen,
Dagen, die een zelfmoord zijn.
Daar is brood voor alle droomen,
Hongerend blijft elke lust,
In uw zinnen varen stroomen
Van verzadiging, geen rust.
| |
[pagina 40]
| |
PudibonderieZeven honden staan gebonden
Ieder dag, vóór hare deur;
Zeven kaarsen, bij haar sponde,
Waken op haar maagdgetreur.
Torens bouwt ze rond haar zinnen,
Grachten delft ze om elk gebaar;
Toortsen branden op de tinne
Der nachten en beschermen haar.
Angst heeft haar reeds leeg gekust,
Paradijzen zonder stranden
Zijn haar lippen vóór uw lust,
Zijn haar borsten vóór uw handen.
Door het duister van haar leden
Klaagt het bloed, hoor 't hondgeblaf...
Naakt alleen zijn haar gebeden,
Naakt wordt nooit haar lijf in 't graf.
| |
Ex-voto voor de hetaireHaar licht was schooner dan de dag,
Haar ziel, vergeefs geledigd glas,
De parels van haar doode lach
Verstrooid, daar mild haar lichaam was.
Want zij die sterven van de liefde,
Zijn bronnen in te droge zand,
Amphoren, die de bliksem kliefde,
Een vrucht gevallen uit de mand.
DAAN BOENS |
|