Groot Nederland. Jaargang 27
(1929)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 551]
| |
‘Im westen nichts neues’Ga naar voetnoot1)Het valt niet te verwonderen, dat Erich Maria Remarque's, onlangs in Duitschland verschenen, boek: ‘Im Westen nichts Neues’ zulk een opgang maakte en het Duitsche publiek stormenderhand veroverde. Er zijn vele boeken, betrekking hebbende op den wereldoorlog, verschenen en ik ben eerder geneigd al deze producten, gepubliceerd lang nadat deze verbijstering voorbij was, te verwerpen, omdat zij, elk op hunne wijze, maar weer herinneren aan een tijd, die beter zoo snel en afdoende mogelijk vergeten dient te worden. Men weet het nu langzamerhand wel: de plat-geschoten steden, de verminkte ledematen en de ethische praatjes, die overblijven als eenige ‘winst’ uit dit helsch gebeuren. Het behoeft ons niet telkenmale wederom gedemonstreerd te worden, in woord en in beeld. Waarom ik dan Erich Maria Remarque uitzonder? Ik heb er mijn zeer bepaalde en grondige redenen voor. Remarque behandelt deze stof uit een geheel nieuw gezichtspunt. ‘Im Westen nichts Neues’ heeft niets van een gewonen roman (de man aan het front, de vrouw, die achter-bleef). Wat hij ons enkel, en dat zéér beslist, wil teekenen is de verwording, de geestes-gesteldheid van een generatie, die de schooljaren ternauwernood achter den rug heeft en die daarna niets anders meer weet dan den afschuwelijken droom, die oorlog heet. Hij zegt het immers zelf: ‘Dieses Buch soll weder eine Anklage noch ein Bekenntnis sein. Es soll nur den Versuch machen, über eine Generation zu berichten, die vom Kriege zerstört wurde - auch wenn sie seinen Granaten entkam.’
* * *
Remarque volbracht zijn taak met een prijzenswaardigen eenvoud van handeling en eenvoud in stijl. Nergens bezweek | |
[pagina 552]
| |
hij voor de ongetwijfeld groote verleiding de gebeurtenissen erger te maken dan zij waren. Nergens ook trachtte hij een visie te geven van al datgene wat om hem heen geschiedde, die de verschrikkelijkheid daarvan zou evenaren. Hij vertelt maar zoo simpel mogelijk en zie: het resultaat blijkt aangrijpender dan alles wat ooit op dit gebied verscheen. In zijn korte en beklemmende zakelijkheid stijgt ‘Im Westen nichts Neues’ somtijds tot de waarde eener noteerende, documentaire film. Het verergert de zaken niet en het vermooit hen niet. Het is, kortom, van een vernietigende waarachtigheid. Men zal er goed aan doen te beseffen dat deze beperking in de behandeling der materie slechts pleit ten gunste van den auteur. De lichtvaardigheid en de roekeloosheid, waarmee vele auteurs dikwijls de draagwijdte van hun onderwerp trachten te verruimen door dit te behandelen (en hoe dikwijls kwam zulks niet voor juist bij dit gegeven!) met een pathos en in een gezwollen stijl, die automatisch den indruk verslapte, bleef Remarque vreemd. Hij was er zich volkomen van bewust, dat het onderwerp voldoende kracht uitstraalde om zijn verhaal daardoor te versterken. Hij wist dat hij al deze hulpmiddelen (een fraaie stijl e.a.) in dit geval niet van noode had. En juist om dèze reden werkt zijn boek aangrijpender dan welk ander ook over deze materie.
* * *
Regelrecht van de schoolbanken, na een haastige, oppervlakkige, militaire opleiding, wordt de groep jonge mannen, waarvan hij vertelt, naar het front gezonden. Het zijn heelemaal geen bijzondere wezens, zij gelijken precies op elk ander. Ontvankelijk als zij nog zijn, weten zij welhaast niet beter of het hoort zoo. In de loopgraven is al hun doen en laten er op gericht het eigen leven zoo veilig mogelijk te stellen, tenzij... tenzij een vriend in gevaar is. Want als er iets is wat Remarque ons heel duidelijk voor oogen wil stellen, dan is het wel de vriendschap, het zich-met-elkander-éénvoelen. Achter het front eten zij en spelen zij kaart. De belang- | |
[pagina 553]
| |
stelling voor diepere aangelegenheden verdween of liever: verdoofde. Zij willen er niet aan denken, zij zijn bevreesd dat dan deze gevoelens de overhand zouden nemen en waar bleef dan de onverschilligheid, de gelatenheid, die het hun mogelijk maakt een moeilijk lot te dragen? Als de laatste dag van zijn verlof is aangebroken schrijft hij: ‘Das Zimmer ist dunkel. Der Atem meiner Mutter geht darin hin und her. Dazwischen tickt die Uhr. Drauszen vor den Fenstern weht es. Die Kastanien rauschen. Auf dem Vorplatz stolpere ich über meinen Tornister, der fertig gepackt daliegt, weil ich morgen sehr früh fort musz. Ich beisze in meine Kissen, ich krampfe die Fäuste um die Eisenstäbe meines Bettes. Ich hätte nie hierherkommen dürfen. Ich war gleichgültig und oft hoffnungslos drauszen; - ich werde es nie mehr so sein können. Ich war ein Soldat, und nun bin ich nichts mehr als Schmerz um mich, um meine Mutter, um alles, was so trostlos und ohne Ende ist. Ich hätte nie auf Urlaub fahren dürfen.’ Zij verharden door dit leven. Wien de dood een dagelijksch metgezel is ziet de wereld met andere oogen. En in zulk een bestaan krijgen - wonderlijk! - de kleine, materieele dingen een onvermoed-groote beteekenis. Van veel waarde achten zij den blijvenden klop van hun hart niet - vandaag hij, morgen ik - maar alles zetten zij er op om ergens een paar vette ganzen machtig te worden. Dergelijke kleine, schijnbaar onbeteekenende, feiten verschijnen in Remarque's boek in een ongekend helder licht, dat hun beduiden op magische wijze vergroot. Zij zijn practisch: naast hun leed om den dood van een geliefden kameraad staat onmiddellijk de nuchtere vraag: wie krijgt zijn laarzen, zijn prachtige, sterke laarzen? ‘Wenn Müller gern Kemmerichs Stiefel haben will, so ist er deshalb nicht weniger teilnahmsvoll als jemand, der vor Schmerz nicht daran zu denken wagte. Er weisz nur zu unterscheiden. Würden die Stiefel Kemmerich etwas nutzen, dan liefe Müller lieber barfusz über Stachel-draht, als zu überlegen, wie er sie bekommt. So aber sind die Stiefel etwas, das gar nichts mit Kemmerichs Zustand zu tun hat, während Müller sie gut verwenden kann. Kemmerich wird sterben, | |
[pagina 554]
| |
einerlei, wer sie erhält. Warum soll deshalb Müller nicht dahinter her sein, er hat doch mehr Anrecht darauf als ein Sanitäter! Wenn Kemmerich erst tot ist, ist es zu spät. Deshalb paszt Müller eben jetzt schon auf. Wir haben den Sinn für andere Zusammenhänge verloren, weil sie künstlich sind. Nur die Tatsachen sind richtig und wichtig für uns. Und gute Stiefel sind selten.’ Afgesloten van het vaderland, levend binnen een eigen, hecht verband kennen zij eigenlijk geen grootere vijanden dan zij, die achterbleven. Die hen, als zij met verlof zijn, tracteeren op biertjes en dan zeggen dat ze daar aan het front niet zoo moeten talmen. Hun beleedigende jovialiteit valt moeilijker te ondergaan dan het hevigst trommel-vuur. Zij voelen zich vervreemd. Nauwelijks van de school weten zij zich niets meer te herinneren van al het overtollige daar geleerd: ‘Von dem ganzen Kram wissen wir nichts mehr allzu viel. Er hat uns auch nichts genutzt. Aber niemand hat uns in der Schule beigebracht, wie man bei Regen und Sturm eine Zigarette anzündet, wie man ein Feuer aus nassem Holz machen kann - oder dasz man ein Bajonett am besten in den Bauch stöszt, weil es da nicht festklemmt wie bei den Rippen.’ Dèze kennis hebben zij noodig. De rest is quatsch! Wat daarvoor gebeurde zijn zij vergeten. De ouderen lieten vrouw, kinderen en een positie in den steek, die hen durend daaraan herinneren en die zij terug zullen vinden als de oorlog voorbij is. Maar zij? Wat moeten zij beginnen? De oorlog heeft hen bedorven: ‘Wir sind keine Jugend mehr. Wir wollen die Welt nicht mehr stürmen. Wir sind Flüchtenden. Wir flüchten vor uns. Vor unserem Leben. Wir waren achtzehn Jahre und begannen die Welt und das Dasein zu lieben; wir muszten darauf schieszen. Die erste Granate, die einschlug traf in unser Herz. Wir sind abgeschlossen vom Tätigen, vom Streben, vom Fortschritt. Wir glauben nicht mehr daran; wir glauben an den Krieg.’ * * * | |
[pagina 555]
| |
De wijze, waarop Remarque zijn gegeven behandelde, overtuigt. Zij duldt geen critiek omdat zij niets verbloemt, omdat zij (letterlijk) ter zake dienende is. Hij vertelt van den ondergang eener gansche generatie helder en feitelijk en men legt dit boek uit handen met de wetenschap dat zich aldus een noodlot voltrok. Het geeft den oorlog zooals deze is, zonder verderen omhaal, en wie niet ontvankelijk zou zijn voor deze nuchtere aanklacht, verdient geen beter lot dan al dit leed nog eens aan den lijve te ondergaan.
jan r.th. campert |
|