Groot Nederland. Jaargang 27
(1929)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 470]
| |
VerzenHunnentocht.Voor C.J.N. I.
De runen rilden, driftig stoof de rook
't hout kromp in 't heilig vuur. 't Volk 'stomde,
het gretig oor geheven naar den vogelroep.
De priesters knielden: oude' in 't statig wit,
de jongren, kalm, in pronkend donkerblauw,
in 't blinkend groen der zee de rij der knapen,
en offerden. Elks schamel lichaam zeeg
en steef, geveld, in de opperste elevatie
der geesten tot de goden hemelhoog.
Toen zweeg het fluisterend rijs en steeg
de ranke bloem op 't outaar recht. Gods
vleugelen klepten.
| |
[pagina 471]
| |
Hunnentocht.
| |
[pagina 472]
| |
De bootsman.Voor L.B. Zijn kop scheen om de deur, een frank gelaat
in 't stug getij met striemingen doorslagen -
Zijn groet viel gul, zijn stem wierp verre vlagen
van zon in 't klein café aan de' havenstraat.
Zijn blik verried de zee, zijn stap haar maat.
Zijn lach den klank van levens diepst behagen.
Zijn forsche borst den durf tot dapperst wagen.
Zijn ruige vuist de kracht tot strafste daad.
Zijn mond genoot den vollen koelen dronk,
den beker dien hij zich ten afscheid schonk.
Toen liet hij rap zijn boot ter heenvaart klaren
en stiet zich blij van wal. Ik zag hem gaan.
Hij had op 't voorhoofd 't heimlijk teeken staan
dat hem zijn donker lief wachtte op de baren.
| |
[pagina 473]
| |
Hoek van Holland.Ter herinnering: 17 December 1927. O grens van wereld en oneindigheid,
met zilveren zee in gulden middaguren,
met avondrood tegen de hemelmuren,
met sneeuwen strand in wintersche eenzaamheid,
met de eeuwige wisseling der beweeglijkheid
van al de groote roode en groene vuren
der schepen die naar huis, of westwaarts sturen
en de' avond vullen met vertrouwlijkheid -
Hoe vindt hier 't smartziek hart zijn rust bereid
waar 't vliedt op 't donker uiterst uwer pieren,
daar 't lijdzaam water troostlijk met ons schreit.
Hoe dooft ons leed in uw vergetelheid,
stilt uwe vreê der zinnen wrevelheid
en lokt ons, krachtig weer 't goed leven vieren!
| |
[pagina 474]
| |
Donker water.Ga naar voetnoot1)Zwarte vaart, verdoken onder
de open plooien van den nacht -
langs de glooiing, langs den vlonder
hijgt uw heimwee, stijgt uw klacht,
Loerder op de zwakke boozen
lokstem voor verbitterd bloed,
muiter met den vredeloozen
valstrik voor verloren moed,
Neergebogen vogelroover
- de oogen tot een kier geblind -
die, geslopen achter 't loover
schijnbaar slaapt, en plots verslindt!
Ondoorgronde, die verholen
in verborgenheid ontweld,
onverscholen voor wie dolen
duidelijk zijt ten doel gesteld,
Zwarte water, met uw lusten
die ons zwarte hart bemint
is 't bij u niet beter rusten
eer het waken ons ontzint?
| |
[pagina 475]
| |
Is 't niet beter: verre vlieden
van den dagelijkschen waan
als gij ons den vreê kunt bieden,
vreemd aan dit verdwaasd bestaan?
* * *
Maar ook gij zoudt ons misleiden!
Grijpen vast tot harder druk!
Wár ter wereld nog te beiden
levens liefste lust: geluk?
Of bedriegt uw lokkend dreigen
is uw duchtbaarheid ònwaar,
oude zwerver, bergt uw zwijgen
meerder droefheid dan gevaar?
Staat gij tot ons lijden nader
met uw smart dan met uw doem?
Roofde Dood ook u tegader
liefdes lach en levens bloem?
Schuwe, zijt gij stil geworden
in de deining van 't verdriet?
Luwde uw drift na nutteloos morren
tot de rust van kalmen vliet?
Onverklaarde, moe van klagen,
zijn wij maar terzij gegaan.
Vréémden immer, nacht en dage
dolend naast de levensbaan.
a.j.d. van oosten |