| |
| |
| |
| |
Literatuur
Buitenlandsche literatuur.
Andre Therive. Le Voyage de Mr. Renan. Paris Bernard Grasset, 1922.
A. Thérive die een voortreffelijk criticus is, is ook een verdienstelijk dichter. Bovendien is hij romancier. Als criticus heeft hij ongetwijfeld den invloed ondergaan van de reactie tegen het naturalisme en het impressionnistisch dillettantisme. Hij volgt de baan die Maurras, P. Gilbert, Marsan bewandelen, al lijkt hij, in zeker opzicht, minder radicaal dan deze, en minder streng. Maar evenals deze is hij een scherpzinnig analyst, die zijne bevindingen doorvoert tot het uiterste, waar de conclusie zich van zelf opdringt. Hij is wat men noemt een solide geest. Tot nog toe verkoos ik zijne gedichten boven den eenigsten roman dien ik van hem kende L'Expatrié, en boven zijne gedichten, zijn critischen arbeid. Wat ik in L'Expatrié miste was, zoowel in den inhoud als in den vorm, eene zekere fantasie; deze roman leek mij al te streng intellectueel. Deze fantasie vond ik zijne critieken, waar ik haar niet in de eerste plaats verwachtte. In zijn jongsten roman, Le Voyage de M. Renan, heeft A. Thérive het op zulke zeldzame wijze verbroken evenwicht van zijne hoedanigheden hersteld.
Het onderwerp van dezen roman is op zichzelf zeer interessant. Een molenaarszoon, Antoine Pugeat, die zich tot het priesterschap voorbereidt en zich inzonderheid aan de studie der Hebreeuwsche taal wijdt, gevoelt op zekeren dag dat hij niet tot dezen staat geroepen is en keert terug in de wereld, waar hij met al zijne wetenschap ongelukkig en eenzaam leeft. Nadat hij allerlei vreemde ambachten heeft uitgeoefend en de meest ellendige betrekkingen heeft waargenomen, opent hij een kleinen papierhandel, waar hij op een dag het bezoek ontvangt van Renan vergezeld van zijnen trouwen vriend Berthelot. Het blijkt dat Antoine Pugeat als twee druppelen water op den beroemden schrijver lijkt. Deze heeft een genialen inval. Hij stelt Pugeat voor dat deze met hem zou samenwerken tot meerderheil der wetenschap en dat hij zelfs, bij sommige gelegenheden, officieel als de ware Renan zou optreden. Na eenige aarzeling laat Pugeat zich overhalen. Alles gaat best, totdat Renan zijn dubbelganger voorstelt eene reis naar het Oosten te ondernemen, om aldaar een steen met antieke opschriften in ontvangst te nemen, die gevaar loopt in onbevoegde handen te vallen. Hier begint het eigenlijke onderwerp van het boek: de lotgevallen van den valschen Renan in het Oosten. Deze avonturen zijn even talrijk als onverwacht en geven Pugeat de gelegenheid om op te treden op eene wijze die hem uiterlijk en innerlijk met den echten Renan vereenzelvigt. Hij gelukt er in zijne zending te volbrengen, maar keert moedeloos en ontgoocheld naar zijn land weer. Hij is thans overtuigd dat ook zijn meester niet de waarheid en de wijsheid bezit, zooals deze het zichzelf
| |
| |
hoogmoedig voorspiegelt. De twee vrienden hebben een laatste gesprek, waaruit blijkt dat zij elkaar voor altijd vreemd geworden zijn. En zij nemen afscheid. En nog jaren na den dood van den schrijver van La vie de Jésus leeft Antoine Pugeat in eenzaamheid voort, eenzelvig en vol berouw.
Dit gevaarlijke en interessante onderwerp heeft A. Thérive behandeld op eene wijze die vaak meesterlijk mag worden genoemd. Hij is er in geslaagd eene gefingeerde reis te beschrijven, die onder alle opzichten historisch is en de psychologische figuur van een pseudo-Renan uit te beelden, die door geen enkelen Renan-kenner als onwaarschijnlijk of zelfs overdreven kan aangezien worden. En dit in een toon van gevoileerde ironie, die den bewonderaars van A. France welbekend is, en wellicht de grootste bekoring is van dit merkwaardige boek. De schrijver van Le Lys rouge is trouwens niet de eenige meester van dezen auteur; blijkbaar is op zijn werk ook Candide niet zonder invloed geweest. Zijn stijl heeft nergens die afgeronde, harmonieuze volzinnen van France; hij is nerveuzer en directer en daardoor eer verwant aan dien van Candide, en tegelijk soms al te zeer elliptisch.
Het is een alleszins merkwaardig verschijnsel dat in de laatste jaren, terwijl men voortdurend beweert dat de invloed van A. France zeer verzwakt is, zoovele jonge Fransche schrijvers boeken publiceeren, waarvan de literaire vorm aan het werk van den ouden meester doet denken. Alleen beweegt zich hun scepticisme meestal in de tegenovergestelde richting. Van alle bedoelde werken is de roman van A. Thérive degene die het meest onze aandacht verdient. Hij heeft eene geestelijke distinctie en eene bezonkenheid in den stijl die zeer veel van dezen jongen auteur laten verwachten.
| |
Maurice Barrès, Un Jardin sur l'Oronte, Paris Librairie Plon, 1922.
Er wordt in den laatsten tijd wel eens beweerd dat de invloed van Barrès verzwakt. Het is mogelijk dat op sommige geesten het werk van dezen auteur niet meer dezelfde betoovering uitoefent als vroeger. Dat zullen wel diegenen zijn, die in den schrijver van Les Déracinés een gids zagen, die hen uit het moeras, zou leiden dat de Fransche politiek was in de tweede helft der XIXe eeuw. Die gids is Barrès eigenlijk nooit geweest. Wel een wegwijzer en een levenswekker, zoowel op politiek als literair gebied. Maar geen leider. Op politiek gebied heeft hij trouwens niet hetzelfde evenwicht gevonden als op het literaire.
Maar er is een andere soort invloed, die meer rechtstreeks met de literatuur in verband staat en die, wanneer hij zich eenmaal heeft laten gelden, slechts zeer zelden verzwakt zoolang de schrijver nog in leven is. Dweepzucht heeft hiermede niets te maken, noch bewondering. Men kan het werk van een schrijver liefhebben en bewonderen zonder zijn invloed te ondergaan, maar ik meen niet dat een gevoelig mensch die voor het eerst kennis maakt met het werk van Barrès, bij machte is te ontkomen aan dien eigenaardigen indruk van betoovering, die de Franschen aanduiden met het woord ‘enchantement’. Er zijn onsterfelijke
| |
| |
schrijvers, wier werk nooit die atmosfeer vermag te scheppen; het is het voordeel van enkelen en niet altijd van de grootsten. Men vindt haar in de breede volzinnen van Chateaubriand, in de zangerige verzen van Racine en soms in een klein gedicht van Moréas of Toulet. Onder de hedendaagsche Fransche schrijvers ken ik er geen wiens proza in zulke hooge mate dit vermogen bezit als het proza van Maurice Barrès. Un Jardin sur l'Oronte geeft de gelegenheid om het wezen van die schoone gave nader te onderzoeken.
Dit verhaal is eene zeer eenvoudige liefdesgeschiedenis. Een Fransch ridder uit de XIIIe eeuw, die eene zending volbrengt bij een Emir, in wiens tuinen en paleis hij al de genoegens van het Oostersche leven leert kennen, wordt verliefd op Oriante, eene jonge vrouw uit den harem van zijn gastheer. Zij beantwoordt zijne liefde. Maar als de stad door de Kristenen belegerd wordt en elk oogenblik kan ingenomen worden, weigert Oriante met haar minnaar te vertrekken; haar hoogmoed laat haar niet toe te vluchten en een armzalig bestaan te leiden met haar beminden ridder, ergens in eene vreemde stad, terwijl zij hier de eerste plaats inneemt. Zij huwt dan ook met het hoofd der Kristenen die de stad verovert en bewaart aldus de hoogste plaats. Wanneer echter sire Guillaume vol heimwee en verlangen, terugkeert, ontvangt zij hem met de blijken der meest oprechte liefde. Zij wil, noch kan echter om zijnentwille afstand doen van alles wat zij heeft veroverd. Dit begrijpt sire Guillaume niet, evenmin als haar ontrouw, en hij zoekt, om haar terug voor zich alleen te winnen, op roekelooze wijze den dood.
Alles in dit verhaal is even eenvoudig en als het ware teruggebracht tot de primitiviteit der oude volksverhalen. Geen nevengebeurtenissen, geen decoratieve beschrijvingen; slechts twee personen die in werkelijkheid optreden, en een derde, Elisabeth, die den rol van vertrouweling uit de oude tragediën vervult; niets anders dan gewone gevoelens en hartstochten, zonder eenige subtiliteit Maar deze personen en gevoelens heeft Barrès op een hooger plan geplaatst dan het dagelijksch gebeuren en bezield met een leven dat aan geen tijd gebonden is, maar boven alle tijden zijne eeuwige waarheid behoudt. Dat is het klassieke element in het werk van Barrès.
Door den heroïsch-lyrische vorm waarin het is geschreven en die aan dit verhaal de eigenaardige bekoring geeft waarvan ik hooger sprak, is het nochtans ook nauw met het Romantisme verwant. Men kent de typische bepaling welke Maurras eens gaf van de originaliteit van Chateaubriand: ‘il a donné aux mots un goût de chair’. Ditzelfde vermogen bezit ook de schrijver van Un jardin sur l'Oronte en ik geloof dat dit de verklaring geeft van zijn invloed. Door den klank van zijn proza ontstaat rond de figuren die hij voorstelt, een atmosfeer van muzikaliteit, die aan de menschelijke hartstochten een nieuwen, of althans ongekenden vorm geeft. En wie zich eenmaal door die bovenaardsche, en toch zoo menschelijke muziek liet ontroeren, behoudt de echo in het oor. En de invloed dien een dergelijk schrijver uitoefent is gewoonlijk niet gering, noch kort van duur.
| |
| |
| |
Paul Morand, Ouvert la nuit. Editions de la Nouvelle Revue française. Paris 1922.
Dit boek bestaat uit zes verhalen en van elk dezer is eene vrouw in liefdesnood de heldin. Het zijn, zooals de schrijver zelf, in eene eenigszins vreemde voorrede, met een bitteren glimlach getuigt ‘quelques nuits d'amour avec des dames.’ Het exemplaar dat voor mij ligt behoort tot het 65e duizendtal. Van de duizenden lezers zullen het grootste aantal bij de lezing wel vreemd hebben opgekeken, zooniet ontgoocheld, vooral wanneer de suggestieve titel niet geheel vreemd is geweest aan hun verlangen om dit boekwerk te bezitten. Maar dit is den schrijver, die een ernstig man is en een kunstenaar, niet aan te wrijven.
De vrouwen uit deze zes verhalen bezitten alle eene verschillende nationaliteit. Hij zou zich echter zeer vergissen die aan dit feit eenige beschouwingen op ethographisch gebied wou vastknoopen. Blijkbaar heeft de schrijver zich niet om het nationale karakter zijner personen bekreund, en deze hadden even goed tot dezelfde natie kunnen behooren. Eigenlijk zijn deze vrouwen - op eene enkele uitzondering na - psychologische monsters, in denzelfden zin als de heldinnen van Barbey d' Aurevilly's bekende Diaboliques. In wezen echter in veel mindere mate. In werkelijkheid lijken zij nochtans minder aanneembaar, Dit is het groote bezwaar waardoor vele bladzijden van dit bewonderenswaardige boek den lezer moeten irriteeren. Eene vergelijking met het boek van Barbey d'Aurevilly toont daarvan duidelijk de oorzaak.
Elk geval dat de auteur van Le Chevalier des Touches behandelt is geheel afgewerkt en geheel belicht door de psychologische ontleding. Elke figuur is bij hem een volledig beeld. De verhalen en de heldinnen van Paul Morand missen die volledigheid. Het zijn enkel ontmoetingen, die soms zonder logische ontontknooping blijven en dus den lezer onbevredigd laten. En naar mijne meening is elk werk, waarvan de voorgestelde figuur, belangrijker is voor den auteur dan voor den lezer eene mislukking. Dc figuren van Paul Morand geven den indruk van verminkte beelden, waarvan sommige prachtige fragmenten enkel kunnen doen vermoeden hoe mooi het onverminkte beeld had kunnen zijn.
Voor een groot deel is deze tekortkoming te verklaren door het feit dat de schrijver, om zijn doel te bereiken eene verkeerde methode heeft gekozen. Het talent van Paul Morand, dat buitengewoon groot is, schijnt voornamelijk het talent te zijn van een sterk visueel kunstenaar. Hij is bijzonder scherpzinnig en hij bemerkt duizenden bijzonderheden die aan een gewoon oog ontsnappen. En hij kan niet nalaten ze, zonder onderscheid, alle mede te deelen, soms in eene treffende beeldspraak. Dit is bijzonder hinderlijk in een boek met verhalen welke als psychologische karakteriseeringen bedoeld zijn, en welke het ook zijn, ofschoon de weg die de schrijver gekozen heeft niet de meest directe is om dit doel te bereiken. Men beschrijft niet een menschelijke karakter op dezelfde wijze als een landschap. Zoo kunnen - om het met een eenigszins geforceerd voorbeeld duidelijker te maken - de romans van Stendhal niet geschreven worden volgens de literaire opvatting van J. Renard. Wij staan hier voor dezelfde vergissing die J.K. Huysmans beging, wanneer hij zijne realistische schrijfwijze toepaste op een psychologisch onderwerp.
| |
| |
Maar afgezien van deze fout - die niet voortkomt uit onmacht, maar uit verwarring - van welk schitterend talent geeft haast elke bladzijde van dezen bundel blijk! Men leze slechts in het eerste verhaal, La nuit catalane, die beschrijving van een stierengevecht. Dit is nu een onderwerp dat door een groot aantal auteurs met de meest uiteenloopende gaven en in de meest verschillende vormen werd behandeld. Er is mij echter van geen ander auteur eene bladzijde bekend, die dit tooneel met zulke visionnaire kracht heeft weergegeven. Het is trouwens curieus hoe goed de vlugge, nerveuze stijl van Morand zich bij een dergelijk onderwerp aanpast. Bereikt hij op het gebied der psychologische ontleding, waaraan hij zich bij voorkeur wijdt, hetzelfde resultaat, dan zullen wij in Paul Morand een meester mogen begroeten.
| |
Jean Cocteau. Le Secret professionnel. Paris Librairie Stock.
Ik heb mij steeds onthouden eene meening uit te spreken over de amusante en vreemde experimenten van sommige hedendaagsche schrijvers, die futuristen, dadaïsten of anderszins worden genoemd, om de eenvoudige reden dat ik hunne bedoelingen niet begreep en het esthetisch resultaat mij bedenkelijk voorkwam. Het schijnt dat deze toestand verandert en dat eenige schrijvers, wier literaire arbeid mij steeds een raadsel was, thans werken publiceeren, waarin zij hunne esthetische en literaire begrippen uiteenzetten, en dat deze heel eenvoudig zijn en niets aan duidelijkheid te wenschen laten. Daarom heb ik kennis willen maken met het boekje van Jean Cocteau, Le Secret professionnel.
Dadelijk treffen een paar zeer curieuze bladzijden over het veelbesproken vraagstuk van den stijl, waaruit ik de volgende regels wil citeeren:
‘Le style ne saurait être un point de départ. Il résulte. Qu'est-ce que le style? Pour bien des gens, une façon compliquée de dire des choses très simples. D'après nous: une façon très simple de dire des choses compliquées. Un Stendhal, un Balzac même (celui du Père Goriot, de la Cousine Bette) essayent avant tout de faire mouche. Il y arrivent neuf fois sur dix, n'importe comment. C'est ce n'importe comment, vite à eux, qu'ils adoptent selon les résultats obtenus, cette manière d'épauler, de viser, de tirer vite et juste, que je nomme le style. Un Flaubert ne pense qu'à épauler. Peu importe la cible. Il soigne son arme.’
Een aardig beeld voorzeker, maar is die meening nieuw? En is het niet vreemd te zien hoe ten opzichte van Flaubert de hypermoderne schrijver van Le Potomak tot dezelfde conclusie komt als de streng-klassieke geest die Pierre Gilbert was? Dergelijke bladzijden zijn niet zeldzaam in het boekje van Cocteau. Hij verstaat ongetwijfeld de kunst om eene oude waarheid op te frisschen, zij het met een eenigszins paradoxaal kleed: ‘Un vrai poète se soucie peu de poésie....’ enz. Hij geeft zeker blijk van veel gezonden zin en veel vindingrijkheid; hij is een schepper van levende, en soms zeer mooie beeldspraak. Maar men begrijpt niet goed dat het herontdekken van oude waarheden, zelfs bij middel van moderne paradoxen, aanleiding moet geven tot het schrijven van een boek dat Le Secret
| |
| |
professionneel heet en vraagstukken behandelt, die sedert jaren en jaren door alle critici worden besproken en soms op dezelfde wijze opgelost. Het is inderdaad een vreemd geheim!
Het eigenaardige van het geval is dat deze schrijver, wanneer hij aan het dichten gaat of een verhaal in proza schrijft, de veilige theoriën en beproefde waarheden, welke hij hier huldigt, geheel of ten deele uit het oog verliest, en dat zijne literaire producten duister worden of onverstaanbaar. En dit is geene uitzondering. Le Cornet à dés bijvoorbeeld van Max Jacob vertoont dezelfde eigenaardigheid, terwijl ook deze auteur op gelijke wijze met zichzelf onlogisch is.
Hoe verwarder de literatuur wordt, des te meer wordt er getheoretiseerd. Het is allemaal heel mooi die theoriën maar het lijkt toch al te zeer op de houding van een onverbeterlijken dronkaard die brochures publiceert ter bevordering der geheelonthouding.
Jan van Nijlen.
|
|