van edeler menschelijkheid droomde en nooit daarvan de verwerkelijking vond. Ook niet, helaas, in Sowjet Rusland, waar toch, hier en daar, op enkele momenten en plaatsen, de werkelijkheid aan haar droom van zachtheid en aloverschijnende menschenliefde zeer nabij kwam.... En zij zocht dit overal en het was eigenlijk alleen wat zij zocht en begeerde: een staatswezen, dat goed zou zijn voor allen, maar toch 't meest voor de armen en kleinen, een wijde, milde ouderlijke zorg, zonder omslag van vormen en chicanes, vol begrip van het oneindig verbijzonderde leven en toch vast schematisch, opdat de orde gehandhaafd blijve.
Dit wil zij in en door het communisme, en in Rusland vond zij het inderdaad, zij 't sporadisch en uiterst broos. De sterke zorg voor de kinderen vond zij er, den moedigen wil zich te geven voor een betere wereld, het jeugdig enthousiasme, eenvoud bij daadkracht.... maar ook wat al dit goede reeds met ondergang bedreigt: het gulzig egoisme van den enkeling, de kanker der bureaucratie, omkooperij, sleur, hardheid en vooral de onmacht om genoeg te doen en tengevolge daarvan verwaarloozing op allerlei gebied, anarchie en despotisme onafscheidelijk verbonden, gebrek, ellende en levenswanhoop, terwijl reeds hier en daar het oude slechte leven zijn schandelijke vormen herneemt....
‘Geestdriftig gestemd.... keer ik niet terug. Het heroische avontuur der wereldrevolutie eischt te veel bloed en tranen, zijn wegen en zijn verloop zijn te tragisch, zijn blij-einde verschemert te ver weg.... om den mensch, die de jaren zijner jeugd achter zich heeft gelaten, nog tot “geestdriftigheid” te kunnen vervoeren.
Niet geestdrift zoozeer leerde ik in Rusland, als wel geduldige standvastigheid. In de nederlaag, in de reeks van nederlagen, vast te houden het vertrouwen in de eindelijke overwinning, het wrange van teleurstelling en ontgoocheling te verdragen met een ongeschokt gemoed; door het op- en neervloeden van den strijd te gaan rustig als een, dien de goden een heerlijk geheim hebben toevertrouwd: dit is de gemoedsgesteldheid - leerde ik daarginds - die het communisme van zijn belijders eischt en waartoe het ze opvoedt.’ Sprak niet aldus in alle tijden de geloovige van zijn vertrouwen op God en in een beter leven hiernamaals? Het hiernamaals is nu naar de aarde verplaatst. Is het daarom meer nabij en minder een schoone waan?
F.C.