ontwikkeld. Ik heb haar, in volle bewustzijn van eigen voortreffelijkheid, toiletten zien dragen, die de dolste grappenmaker niet zou kunnen uitdenken. Zij is de speelbal van de ‘mode’ tot in haar walgelijkste en luguberste uitspattingen. Ik ben er vast van overtuigd als 't morgen aan den dag de mode werd met één been bloot te loopen en het andere in een broekspijp, dat ze 't zou volgen.
‘Dit alles, en nog veel meer, mijn waarde vriendin, kan per slot van rekening niet anders zijn dan ‘uiting van domheid!’ Helaas, ja: verregaande domheid! De vrouw heeft, na de definitieve verbeesting van het mannenras, een prachtkans gehad en heeft ze niet weten te benutten. Ze heeft het niet begrepen. Ze heeft ‘gelijk’ willen staan met den man en niet beseft hoe torenhoog ze zich ver boven hem moest trachten te verheffen. Nu staat ze ‘gelijk’ met hem en 't is wat moois!
‘Let eens op dat ze, met dit ‘gelijk-staan’ er feitelijk toch weer ‘onder’ staat. Een man b.v. is leelijk en hatelijk, maar, in uiterlijke werkelijkheid, toch veel minder ridicuul dan de hedendaagsche vrouw. De ‘mode’, die zulk een hoofdrol speelt in 't leven van veel vrouwen, raakt hem slechts terloops of van verre en het is zeer opmerkelijk, dat hij doorgaans eerst bepaald belachelijk wordt, wanneer hij, evenals de vrouw, zijn God maakt van het navolgen der mode. Is er iets op de wereld walgwekkender dan een te mooi gekleede, gepommadeerde, geparfumeerde fat? Zelfs de meeste vrouwen, ook deze die als modepoppen rondloopen, kunnen dit soort mannen niet uitstaan. Het is alsof zij er hun evenbeeld in zagen en meteen voelden hoe minderwaardig dat beeld is.
- Waarde vriend, sprak mijn vriendin, ik ken van ouds uw neiging en uw lust tot generaliseeren en tot overdrijven. Gij doet het wellicht om mij te prikkelen en tot verzet op te jagen; maar nu hebt ge verkeerd gerekend, want ik ben het volkomen met u eens, dat vele vrouwen van onzen stand diep-verachtelijke wezens zijn geworden, die absoluut het bezit der rechten niet verdienen, welke andere vrouwen voor haar verworven hebben of trachten te verwerven. Maar weet gij soms een middel om ze anders te krijgen? Om er, in plaats van miserabele poppen, echte menschen van te maken?
- Er bestaat, zei ik, nog hier en daar een mensch op de wereld, zoowel onder de vrouwen als onder de mannen. Ik beschouw u als een mensch en ik durf mijzelf ook nog onder de menschen meerekenen. Ik meen zelfs, als we gingen zoeken, dat wij er meer zouden