moed over. De zege is afdoende behaald en vrede zal mij bijblijven.
Die afgetrokkenheid, die treurnis in gezelschap, waarover ik mij schaamde en die ik te vergeefs van mij te schudden zocht, voor altijd... altijd weg!....
Er werd gesproken over het concert, dat Friedenthal, den avond te voren - ik weet niet meer in welk groot lokaal, de Townhall, meen ik - gegeven had en waarbij heel het high life van Melbourne tegenwoordig was geweest.
En ik vertelde hem van mijn-spannende-verwachting, terwijl de ruime zaal zich vulde en weldra gevuld was met duizenden menschen, waarover het ontzaglijk geronk als dat van een titanischen bijenkorf hing.
En hoe de vrees mij den adem benam, toen hij op het tooneel verscheen; toen hij daar een oogenblik stond, heel alleen, in rok en witte das, en zoo klein scheen, en zijn hoofd zoo groot met dat vele krullend hoogop- en neergolvend haar!....
‘Moet die eene man al die menschen, die veeleischenden, gedurende twee uren hier bevredigen?’
Haastig, diep had hij gegroet en was daarop vastberaden naar de vleugel-piano toegestapt.
Welke hartsverlichting, toen na de grafstilte gedurende zijn zielverheffend spel, het eerste applaus als een donder losbrak!...
En ik herinnerde er hem aan, hoe geestvervoerd hij er uitzag, toen ik 's avonds te voren met Ethel, het dochtertje mijner gastvrouw, hem gedurende de tusschenpoos in zijn loge was gaan bezoeken: donkerrood, de aderen van zijn voorhoofd hoog opgezwollen, de oogen als verwilderd, den adem kort....
En hij zei: ‘Ge bleeft er zoo weinig tijd, en waarom dát?’
‘Ja, wij waren bang voor uw emotie; wij vluchtten letterlijk bang, dat er u in zulk een exaltatie iets overkomen zou....
Bij het sluiten van 't concert was het als een tweede concert van lof langs de straten der woelige stad geweest.
Hij glimlachte eens, stil gevleid bij mijn wederopwekking van zijn uitbundig succes van den vorigen avond.
En de altijd lieve gastvrouw sprak tot hem:
‘Zooveel weerklank wekken in geest en gemoed bij onbekenden als hier in Australië, zooveel sympathie van harmonische gevoelens vinden, acht ik het opperste heil, dat een kunstenaar te beurt vallen kan.’
En weder glimlachte hij en boog instemmend met haar.