dat schijnen (natuurlijk in algemeenen zin gesproken, want er bestaan uitzonderingen) vooralsnog twee onmogelijkheden te zijn. Verhaeren's edel en grootmoedig ‘Admirez-vous les uns les autres!’ heeft bij ons geen weerklonk mogen vinden.
Het is een dubbele vergissing. De Vlaamsche zaak wordt niet gediend door dat schelden op Frankrijk, evenmin als de Fransche wordt bevorderd door minachting voor het Vlaamsch. Niet alleen waardiger, maar ook veel krachtiger zouden beide partijen staan, wanneer zij met nobel gebaar het goede in elkander erkenden en waardeerden. Sommigen doen het, maar hoe weinig!
* * *
Vroeger was men een goed gangbaar Vlaamsch-gezinde, wanneer men trouw de Vlaamsche taalcongressen bijwoonde, wanneer men brallend meezong van den Leeuw die niet getemd kon worden of van de Leeuwen die dansen (wel grappig die dansende Leeuwen!) en aldus zingend in den stoet meeliep achter de mooie, wapperende Vlaamsche vlag met zwarten leeuw op gouden veld.
Ook nu ‘doen’ dergelijke optochten het nog wel; maar, naast dat uiterlijk en uitbundig vertoon, heeft het Vlaamsche gevoel oneindig veel gewonnen in breedte en diepte. Er is iets doorgedrongen tot de groote, Vlaamsche menigte van het plattelandsche volk, een bij sommigen nog obscuur, bij velen reeds zeer klaar bewustzijn van hun nationale zelfstandigheid en waardigheid. Het heeft, geloof ik, zijn stuwkracht gekregen door de intellectueele proletariërs van te lande. De hoofdonderwijzer, de pastoor-deken, de notaris, de ontvanger van het dorp zullen misschien Franskiljon zijn of onverschillig staan tegenover de Vlaamsche zaak; maar de hulponderwijzer is bewust Vlaamschgezind, de onderpastoor is bewust Vlaamschgezind, de kantoorbediende is Vlaamschgezind. Die komen, meer dan hun overheden, in directe aanraking met de boeren, de werklui, de minderen; en van hen, druppelsgewijze, gaat de invloed uit.
* * *
Van hen en van de drukpers.
Vroeger las de Vlaamsche landman geen couranten. Er waren er geene tot zijn beschikking, of wat er ook al kwam bleef zóó laag bij den grond, of was zóó onbeduidend en zóó kleurloos, dat er in 't geheel geen kracht noch invloed van kon uitgaan. Nu is er wel geen