| |
| |
| |
Verzen
van W. Reich.
De nachten dat ik droom van u.
De nachten dat ik droom van u,
de vele nachten.... ik kan u
lieve, die mij zoo lief waart, ach
zoo licht vergeten overdag,
zoo licht vergeten, hoe wij beiden
toch noode elkanders bijzijn mijden.
Maar komt Gods nacht: de hemel laat
het zilvergeborduurd gewaad
uithangen - dan verheugt een mensch
zich in zijn waanvervulde wensch:
sterren gaan op, sterren verzinken,
mij deert der eeuwen gang niet, klinken
Hoor ik uw stem, uw oogenlicht
is wel in liefde op mij gericht
ook bij der woorden zacht verwijt;
ik zie u weer, de teederheid
van uw rank lichaam, 'k tast uw haren
uw handen beî, die 't liefst mij waren.
Zoo heeft nooit vrouw mijn mond gekust
aan haar boezem mijn hoofd tot rust,
mijn moede hoofd tot rust gebracht,
als gij in droom zoo meengen nacht
mij kuste mond en wang en oogen
en mij uw boezem woudt gedoogen.
| |
| |
De nachten dat ik droom van u,
de vele nachten.... ik kan u
lieve, die mij zoo lief waart, ach
zoo licht vergeten overdag,
een andre vrouw behoort mijn leven,
ik kan het u, mijn kind, niet geven.
Aug. '15.
| |
[Zij had een smal gezicht en lichtlooze ogen]
Zij had een smal gezicht en lichtlooze oogen,
opengesperd als van physieke pijn;
ik zag het bij den geelachtigen schijn
van flakk'rende lantaarn, zag hoe bewogen
de witte lippen, die deden 't onrein
verzoek in woorde' onreiner, schamp're logen
van liefde, in niet eens meer verzoeten pogen
den aangeboden wrang-verschaalden wijn.
Het regende zoo zacht; stilte rondom. -
Het pleintje lag daar leeg; de wind woei om
het kerkgebouw, maar was toch niet te hooren.
En elk oud geveltje stond er, en glom
en was weer nieuw, - en de Tijd ging verloren
al klonk ook lied en uurslag van den toren.
Venite, adoremus Cristum pro nobis passum.
| |
[Ik heb altijd het leven ondervonden]
Ik heb altijd het leven ondervonden
als niet-hoog-genoeg te waardeeren goed
waarvoor ik meen dat ik God loven moet
ten zeerst: ‘Lof Gode en prijs, en Christi wonden.’
Mij bleef géén vreugde vreemd, (- o goud doorzonde
dagen en nachten! -) die 'k niet heb gevoed:
ik heb een vriend en teeder lief ontmoet,
en menschen andre, die mij wèl verstonden.
| |
| |
En of ik nu al leef tot zulken prijs
dat ook het eigen bloed somtijds moet vloeien....
ik kniel en bidde ootmoedig kyrieleis.
Dan straalt van uw licht nóg mijn aangezicht
en 'k weet, wijl schaamte en liefde tot u groeien,
dat gij een groot werk aan mij hebt verricht.
8 Dec. '15.
| |
[Wankelbaar, wankelbaar en stuk te stooten]
Wankelbaar, wankelbaar en stuk te stooten
staat er een vaas van geslepen kristal
vochtig van licht dat in gebroken val
naar binnen schemert, want nog niet ontsloten
de raamgordijnen. O glans overgoten
bloemvaas, stralende lichtkelk reeds nu al
het andre donker blijft.... Uw ziel, hoe zal
haar glorie in God-aanschouwen vergrooten.
31.9.'15.
| |
[Hoe komt het dat ik zooveel van u houd]
Hoe komt het dat ik zooveel van u houd
en altoos aan u denk, van 't eerste lichten
totdat het licht voor duisternis moet zwichten
- Zon aan de westerkimme een weinig goud -
en dat in stil avonduur dan het koud
aandenken aanvlamt, dat ik in gedichten
mijn liefde uitzegge, en van dit zielsverrichten
ook den nacht door gedachte aan u behoud?
Is dit een vraag, is 't wonder? Wonder is
niet eens, of nauwlijks, dat in uw gemis
wat verzen troosten kunnen - o ze schijnen
Den velen niet anders dan twee quatrijnen
en twee terzinen; ze zijn een sonnet:
Samenval van verhooring en gebed.
6 Dec. '15.
| |
| |
| |
[Er speelt iemand piano, en ik wil]
Er speelt iemand piano, en ik wil
schrijven een vers aan u, zoo maar wat woorden
zacht voor mij heen gesproken, in mijn stil
studeervertrek, daar mij de klanken stoorden.
De melodie vloeit wijd uit - wat bekoorde
me ooit als muziek? - en ebt weg; nog een gril
van trippelvoetge nootjes, slotaccoorden....
Dan breekt iets in me; ik weet niet wat, en ril.
Zoo ontwaken de verzen in mijn ziel
en staan ten leven op; het zijn d'herboren
ontroeringen om wat mij ten deel viel,
en wat me ontging; en dit weinige is mij
geringste van 't geslacht der uitverkoren
poëten, tot een eeuw'ge hoovaardij.
8 Dec. '15.
|
|