Groot Nederland. Jaargang 19(1921)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 456] [p. 456] Gedichten Hooitijd. Aan Mevr. J. v. Toussaint-van Boelaere. De moeder en het kind, zij speelden in de weide... Als zij het op haar rug door 't hooi der schelven droeg, galmde hun beider lach zoo overluide en blijde, dat gansch 't omringend veld hem zindrend wederloeg. En na het wild gestoei lagen zij zijde aàn zijde: hij gichelde onvermoeid en beet haar door haar kleed, maar zij bleef lui en klaar gelijk een warm getijde en rilde van geluk onder zijn lieven beet. Maar toen zij hem nadien in toornende' angst kasteidde, omdat hij binst haar droom zich schalks in 't hooi verdook, rees plots haar hart vol pijn, daar hij verwonderd schreidde, en schreidde ze ook. Overgave. Gij zult mij gansch, een dag van volle liefde, ontvangen, gelijk een kind dat men met kussen overlaadt en dat men maar een stond aan zijn verwondring laat, om 't met vernieuwd gejuich aan 't hart te kunnen prangen. En daar ge onmatig mint, zoo zult ge onmatig lijden wanneer de zoeker in mijn woel'ge ziel ontwaakt, wanneer uw warme hand mijn koele leden raakt en 'k wel bij u verwijl maar toch van u gescheiden. Maar dan komt ook de tijd van vorstelijk vergelden, dat ge aan mijn mildre borst uw snikken juublend smoort, dat gansch mijn ziel en lijf aan u alleen behoort en ge uit mijn goedheid oogst de vruchten aller velden! [pagina 457] [p. 457] Gepeinzenwisseling. Nu de avond langzaam daalt en zomeraadmend geurt, juicht gij wellicht en draait uw flonkerende ringen, of keuvelt ge onbezorgd van dagelijksche dingen, of lacht den hemel toe en denkt aan niets en neurt.... - Ik ben hier eenzaam, kind, en leef de erinneringen van al wat eens ons beide aan vreugden is gebeurd: de mond die liedren wordt, het oog dat gouden kleurt, daar weer een nieuw geluid 't beproefde hart doet zingen. Maar zit ge aan uw klavier, geschiedt het u dan nooit, dat, wijl ge in de muziek naar verre ontroering luistert, uw mijmerende hand van de effen toetsen glijdt? En dat uw klaar gelaat in 't zilvren licht verduistert, - omdat uw trotsche trots uw vrome min vergooit, - en dat ge schamper spot, maar eindloos droevig zijt? M. Roelants. Vorige Volgende