Alie Smeding. Menschen uit 'n stil stadje. W.L. en J. Brusse. Rotterdam. 1920. 2 dln.
Men kan tenminste niet zeggen, dat Alie Smeding lichtzinnig of materialistisch voor het groote publiek schrijft, op cynische wijze de kunst exploiteert in de hoop op gewin. Wat zij hier geeft, is voor den gewonen lezer in den tegenwoordigen tijd haast onleesbaar van taaie taalkneding, van woorden en zinnenpersing, vaak op die Querido'sche manier, die gretig en heftig de woorden maar opstapelt naar klank of vage beteekenis.
‘Toen de zonneglijing als opgeslurpt verzwond en de dan melkig-witte lucht zoo langzaam overwonnen van 't aankruipende grauw, dat dreigende over de straten spande, dat als 'n zware last vastzoog op mensch en dier....’
‘En als dan die drukking in 'n aanschroevende benauwing te persender werd....’
Ziedaar, voor de hand weggenomen, het begin van een hoofdstukje. Die ‘zonneglijing’, die ‘opgeslurpt’ wordt, 't ‘grauw’ dat als een ‘zware last’ ‘vastzoog’; die ‘drukking’, die ‘persender’ werd ‘in een benauwing’ en nog wel een ‘aanschroevende’.... al dit valsche, verwarde, te vele, dat toch, door 't blijkbaar zelf gevoelde, wel eenige atmosfeer geeft.... is karakteristiek voor deze schrijverij, die nog erg lijdt aan eigen overvolle onvoldragenheid, een benauwenis van indrukken, waar de schrijfster zich enkel hortend en stamelend van bevrijden kan. Wat er onder die bedrijven van den ‘volzin’ wordt, kan haar hoegenaamd niet schelen, wijl zij voor haar artistiek besef eigenlijk niet schrijft, geen zinnen bouwt met rythme en woordgeluid, doch kneedt, beeldt, vormt aan de kleihaer figuren, ganschelijk verloren als zij is in de algemeene sfeer van het doode Zuiderzee-stadje, dat zij zoo wel kent. En wie moed en geduld heeft haar te volgen, kan ook in die sfeer afdalen en de beeldjes zien, die zij opzet, want Alie Smeding bezit in haar onguur procédé vrijwat beeldende kracht. Van binnen uit, in dialect, al maar mopperend of zeurig overleggend of tobberig peinzend of gniepig lasterend, laat de schrijfster al deze kleine menschjes uit 't stille stadje voor ons leven.... zooals ook de eerste Tachtigers, een De Lang, een Van Groeningen, een De Hartog deden. En het resultaat is zeer goede, naturalistische Kleinmalerie, levende menschbeeldjes, zonder veel anderen dan den uiterlijken band van 't stil stadje naast elkaar gezet, zoover ik zien kan: het werkelijke, onromantische, onwezenlijke alledagsleven van 't berooide, zorgelijke visschersvolkje achter den zeedijk.
Dat is dan alles zeer levend, zeer echt, maar voor ons, die den Tachtiger elementairen levenslust ontgroeiden, ook tamelijk vervelend en onbelangrijk. Maar dat neemt intusschen niet weg, dat Alie Smeding beeldend talent bezit en op den duur, dieper bezonken, ook meer wezenlijke, synthetischer kunst zal kunnen leveren.
Als begin, als eersteling, is dit boek in twee deelen al een heel respectabel stuk werk, schoon het dan ook wat ouderwetsch aandoet. De toegewijde aandacht waarmee zij hier haar kleine wereld heeft bekeken, al die Fenne's en Kee's en Barts en Tijmens en Driesen, belooft iets voor later, als zij de diepere samenhang zal leeren zien, waarmee ongetwijfeld ook deze oppervlakkige leventjes aan 't groote leven zijn verbonden. En dan zal zij tevens ook zeker de noodzakelijkheid hebben erkend te schrijven en niet enkel te.... ver-woorden. Intusschen blijft hier haar boek als een begin en een belofte.
F.C.