hitst door Sichel, die later zijne vrouw wordt, zijn vader doodt. Thans voert ons Claudel in Le Père humulié weer eene generatie verder.
Luis en Sichel hebben een dochter: Pensée de Coufontaine, de heldin van dit drama. Zij is blind en in haar leeft iets van de edelmoedige groothartigheid van Sygne de Coufontaine. Het drama speelt in 1869, 1870 en 1871 te Rome, waar Luis Turelure-Coufontaine bij het pauselijk hof afgezant is van Napoleon III. Op een nachtelijk feest in den tuin eener villa ontmoet Pensée de twee neven van den Paus: Orian en Orso de Homodarmes. Deze twee broeders beminnen elkander zeer. Zij beminnen ook beide de blinde Pensée de Coufontaine. Orso is eene eenvoudige, rechtschapen natuur, een sterk hoofd, een strijder; Orian daarentegen is eene meer in zich zelf gekeerde mystieke droomer. Zij zijn beide in dienst van den Paus, maar daar waar Orian strijdt voor een ideaal, bemint Orso wellicht den strijd om den strijd zelf. Op verzoek van Orian zal Orso huwen met Pensée. Ook de Paus bij wien de twee broeders op eenigszins vreemde wijze om raad komen, vindt deze oplossing de beste. Orso zal voor de blinde een steun zijn, want zegt Orian: ‘De moi ce n'est la lumière qu'elle demande, c'est sa nuit qu'elle voudrait me partager.’
Na maanden zien Orian en Pensée elkander weer en het is Orso die dit wederzien in de hand werkt. In de liefde-scene die volgt en die wellicht eene der mooiste is die ooit werden geschreven, en waarin de fierheid en de hartstocht even luid spreken op een toon van haast bovenmenschelijke verloochening, erkennen die twee zielen elkaar, de blinde die door de liefdeziende wordt, de helderziende die door de liefde met blindheid wordt geslagen. Ten slotte verbreekt Pensée hare verloving met Orso, die gelukkig is dat z'n broeder zijn geluk wil aanvaarden.
Het laatste bedrijf speelt eenige maanden later. Beide broeders zijn in den oorlog. In een paleis te Rome wachten Pensée en hare moeder op nieuws. In de kamer staat eene groote mand met bloemen die heden is toegekomen. Plots slaakt Pensée den kreet: ‘ik voel het kind leven in mijn boezem.’ Het is het kind van Orian. Zij heeft echter niets meer van den geliefde vernomen; ook niet van Orso. Deze treedt onverwacht binnen en wil Pensée doen gelooven dat Orian voor haar staat. Wanneer Pensée echter, de stem van Orian niet herkennend, de waarheid vermoedt, bekent Orso haar dat Orian is gesneuveld. Hij heeft het hoofd van zijn broeder medegebracht, verborgen in de mand met bloemen die hij heden zond, en komt om den uitersten wil van Orian te doen kennen: dat Pensée met Orso huwe, om wille van het kind. Als zij weigert, antwoordt Orso kalm: ‘Madame je vous répète que ce n'est pas ce que vous voulez qui est important.’ Ten slotte, als Orso verklaart dat de vrouw, die zich eenmaal aan zijn broeder gaf, nooit iets anders voor hem zal zijn dan eene zuster, neemt zij zich voor, eerlijk en gedwee, den laatsten wil van den doode te volbrengen.
Dit drama vertoont weer diezelfde opvolging van licht en duisternis, die hoogere en bij momenten sublieme vlucht der gedachten en gevoelens, die sombere strijd der hartstochten, en ook die afwijkingen, die bizarre, onbegrijpelijke bijzonderheden, die wij uit Claudel's vroegere werken kennen. Zoo zal men b.v. in de hedendaagsche Fransche tooneelliteratuur vergeefs eene scene zoeken, zoo diep menschelijk als het gesprek tusschen Orian en Pensée in het derde bedrijf,