met wat goeden wil kunnen wij het figuurtje toch wel zien, zoo waarachtig in haar heftigen belevingshonger, in dat eerste stormen van het pas gewekte zinneleven, dat de schrijfster vrijmoedig en toch ingehouden uitbeeldt. En dat bij den ouderen man, voor wien zij een episode of zelfs enkel een ‘avontuur’ beteekent, geen bevrediging vindt. Wat zij begeert is een compleete liefde, zinnelust en teederheid ineenen, en eigenlijk een durenden droomtoestand. Omdat hij daar, kortweg ‘geen tijd’ voor heeft en zij haar diepe ontgoocheling niet te verbergen weet, is de idylle nog eerder gedaan, dan het geval was geweest, indien zij hem in zijn aard begrepen en in waarlijk gevende liefde had aanvaard. Want haar natuurlijk, jong egoïsme, dat den liefdedroom in zijn volheid begeert, is per slot niet minder dan het zijne, dat enkel wat afleidend genot na arbeidsinspanning vraagt en dan ook wel extra weinig te geven heeft. Het meisje wordt doodongelukkig in deze branding van den allereersten hartstocht, vóór zij de open wateren eener herwonnen vitaliteit en daarmee de verzoening met het leven bereikt heeft. Wat haar het meest hielp in dien bitteren crisistijd was dat onstuimige kleine leven, naast het hare, van Woutertje, dat kind van een gestorven vriendin. Dan ook de zachte genegenheid van een ouderen schilder-vriend en de begrijpende vriendschap eens literairen ooms, die wat al te plechtig, Sinterklaas-achtig is uitgevallen. Ten slotte komt zij de ziekte te boven, ‘een rustiger en wijzer vrouw’, die het paradijs, maar ook het vagevuur en de hel der liefde met smartverblinde oogen heeft aanschouwd.
Het is het eenvoudig, oprecht verhaal nog niet zoozeer, als de zuivere, sterk indringende verbeelding der opvolgende momenten, de inleving der oogenblikken, die dit boek en deze schrijfster hun karakteristiek geven. Plastisch schijnt zij vóór alles en daarom voorzeker zal het haar moeilijk vallen een ‘ingewikkelden’ roman te componeeren, haar, die zoo sterk zintuigelijk de dagen en dingen ondergaat. En mede door die innige beleving, dat krachtig visionnair vermogen is het, dat zij zoo volkomen argeloos en onomwonden van liefde en passie schrijven kan, zoo open en suggestief en tevens zoo ganschelijk in rust.
Er wordt in dit aantrekkelijk boek geen nieuwe gedachte over 't leven gevonden, geen enkele nieuwe wijsheid, maar er wordt iets sterk beleefd en dat kenmerkt het boek tegelijk als iets zeer Hollandsch en misschien.... reeds ouderwetsch. Namelijk in zijn uitgewerkt stemmings-realisme. In zijn rustige belijdenis van vrouwelijk liefdeleven lijkt het daartegen weer volmaakt van dezen tijd, die in dit opzicht ten minste de schijnheiligheid niet langer schijnt te behoeven.
F.C.