Middelerwijl is, door eene onvoorzichtigheid zijner jonge vrouw, ook in Chéri het heimwee naar zijne vroegere minnares ontwaakt. En hij komt tot de ontdekking: ‘tiens, pourquoi est-ce que je n'aurais pas un coeur, moi aussi?’ Hij verlaat de echtelijke woning en neemt zijn intrek bij een vriend, in afwachting dat Lea weerkeere. En als zij elkander weerzien, ontdekken zij beiden dat zij elkaar hebben liefgehad, zonder het te weten. Maar thans is het te laat. De jonge man heeft Lea ongemerkt bespied en gezien hoe de ouderdom haar heeft veranderd; waar hij zijne oude liefde meende weer te vinden, vindt hij slechts eene oude vrouw. Ook zij geeft zich rekenschap van de diepte, van den waanzin harer liefde. Deze geeft haar echter den moed het afscheid uit te spreken. En als zij hem door het venster nakijkt, ziet zij hoe hij den blik naar den blauwen hemel heft en de bloeiende kastanjelaars, en hoe hij de lentelucht inademt met den wellust van een bevrijde.
Eenvoudige, tragische geschiedenis! En met welke diepe kunst wordt zij verhaald om ons te doen gelooven dat de weinig sympathieke jonge man, dien wij uit de eerste bladzijden leeren kennen, een figuur is van even groote menschelijkheid ab b.v. Adolphe. Men vergelijke slechts de frivole, en eenigszins pijnlijke scene van het begin met de ontroerende tragiek der laatste bladzijden, om te beseffen met welke kieschheid de schrijfster is te werk gegaan. Zij gelukt erin ons te overtuigen dat die jonge man een hart bezit dat lijdt en liefheeft als dat van ieder mensch.
Het is eene schoone overwinning. En zooals ik hooger zei, daartoe is niets van noode geweest dan de eenvoudige, maar scherpzinnige ontleding van het hart harer personen. Alle literatuur was hier overbodig. En dit heele werk is niets anders dan wat de beste fransche traditionneele romans altijd zijn geweest: ‘un discours sur les passions humaines.’
Nieuw verschenen boeken:
Een bizonder mooi boek over Afrika van Jérome en Jean Tharaud: Marrakech ou les Seigneurs de l'Atlas (Plon-Nourrit, Paris 1920); het merkwaardig dagboek van E. Psichari, Les voix qui crient dans le désert (Paris, L. Conard 1920) waaruit destijds in een strengeren en meer abstracten vorm de roman ontstond: Le roman du Centurion; van Jules Romains verschenen in de uitgaven der Nouvelle Revue française twee nieuwe werken: Donogoo-Tonka, ou les miracles de la Science, een film, en Cromedeyre le-vieil, eene tragedie; een kleine, maar curieuze dichtbundel van Fagus: La prière de quarante heures (Editions Gallus, Paris 1920); van Léon Daudet een vijfde bundel souvenirs: A u temps de Judas (Paris, Nouvelle Librairie Nationale, 1920)
Jan van Nijlen.