Groot Nederland. Jaargang 18
(1920)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Tante Froukje is dood.Ga naar voetnoot1)
| |
[pagina 92]
| |
meisje luistert naar het bonzen van haar hart -, het is als de stap van een boozen man, in een droom, langzaam en zwaar uit de verte.... ‘Er is iemand dood....’ Het is verschrikkelijk.... maar niet dat alleen.... Het is wonderlijk.... maar wie is er dood? ‘Tante.... Froukje is dood....’ O, daar ging iets vreeselijks door de kamer. Alles is anders geworden, als was plotseling de schemering ingevallen. Neen, toch nog iets ergers. Maar wat? Het kleine meisje doortast haar heugenis.... Ze weet het! Eens op een Vrijdag-avond heeft de lamp gewalmd en de sabbath-vrouw liet ze maar wachten. Er bloeide een scherpe, roode vlijm binnen in het lampeglas en uit het gat gulpte het zwarte -, onophoudelijk, al meer, al meer.... toch mocht niemand er een vinger aan raken, want er was geen dadelijke nood voor brand, zei vader...., toen eindelijk de sabbath-vrouw kwam stond alles in de kamer benauwd en grauw-beslagen. En zoo is het nu. En nu is het nog veel erger. Het kleine meisje kijkt onder door het gele rolgordijn naar buiten. Ja, het hangt ook over het plaatsje en boven de sloot hangt het ook. Moeder zegt iets over een stilstand van het hart.... oom David is het een uur geleden komen zeggen. Moeders schort is weer over haar schoot teruggegleden er zijn overal groote, donkere plekken, waar moeder heeft gehuild. De trien op tafel is boordevol.... hij staat niet heelemaal goed.... hij staat tegen den kant van de schotel op, daardoor loopt hij door het lepelgaatje bijna over. Als er nu maar iets in de kamer bewoog, dan zou de trien heelemaal overloopen. Zou ze eens even stampen met haar voet, om te zien wat dan gebeurt?.... Maar tante Froukje is immers dood. Vader komt niet thuis, ze gaan nu eten zonder vader. De grijsbruine soep ligt stil in de borden, de grijsgele balletjes steken bobbelig erboven uit. Eten zonder vader.... maar tante Froukje is ook dood! Hoe zou het nu anders dan alles veranderd kunnen zijn? Het kleine meisje kijkt naar haar broertje, dan naar haar moeder. Ja, ze eten allebei, al is tante Froukje dood. Ze heeft ook honger, maar ze wil het niet vergeten -, want het is verschrikkelijk, en tegelijk ook wonderlijk. Nu breit ze half-bewust genietend de zachte balletjes tusschen haar kiezen, op het puntje van haar tong proeft ze de scherp-zoete stukjes ui.... en ze denkt aan alles, waar tante Froukje bij hoort en waar ze nu nooit meer bij wezen zal.... En nu ze bedenkt | |
[pagina 93]
| |
dat het heele leven dus voortaan anders zal worden, nu ineens laat ze de lepel vallen en ze voelt een kramp over haar gezicht, een natte hitte op haar wangen van tranen, die in overvloed haar oogen ontloopen. Niet alleen over de kamer, niet alleen over de sloot hangt het grauwe, aschvale, maar over vanavond en vannacht, over morgen en overmorgen, over het heele leven. Tante Froukje hoort toch ook overal bij! Wat brengt ze al niet.... ze brengt met Poerim de kiesjeliesj voor wie ze zelf niet bakken.... met Pésach brengt ze den mierik.... met Rousj-Hasjono brengt ze den honing.... ze brengt ook de koekjes voor de gewre.... ze brengt een nieuwe hafdolo-kaars, als de oude op is.... Maar behalve dat brengt tante Froukje nog iets veel mooiers, veel gewichtigers, veel heerlijkers dan mierik en kiesjeliesj, dan honing en hafdolo-kaars en gewre-koekjes.... ze brengt de kleine zusjes en de kleine broertjes! Waar tante Froukje 's avonds binnen gaat, daar ligt 's morgens een nieuw kindje in de wieg. De kiesjeliesj en de morour, de honing en de hafdolo-kaarsen brengt tante Froukje alleen in de Joodsche huizen...., daar alleen ook heet ze tante Froukje.... maar de kleine kindertjes brengt ze net zoo goed in de andere huizen en daar noemen ze haar juffrouw Nathans. Ook op het bordje voor haar huis staat het: ‘mejuffrouw Nathans’ en nog een ander woord staat er onder, een heel vreemd woord: ‘Verlosk.’! Moeder heeft vroeger altijd gezegd, dat tante Froukje zoo heet van zichzelf...., maar verleden jaar achter den regenton bij het Joodsche school toen heeft lange Levie voor een prentje van elk aan allemaal verteld dat ‘Verlosk.’ geen naam is, maar een woord, en dat het iets te maken heeft met de kindertjes die tante Froukje brengt. En toen begrepen ze ineens ook niet meer hoe ze ooit hebben kunnen gelooven dat tante Froukje ‘Verlosk.’ heet van zichzelf -, en haar vader was nog wel de oude Jesaja Katan. Ze heeft bijna bij het overreiken naar moeder het leege soepbord in de trien laten vallen, want ze denkt nu ineens aan het prentje dat ze langen Levie gaf -, het vogeltje van Blookers cacao, met de heldere, glanzende kleurtjes, de strakke kraaloogjes, het opgeheven kopje, de klauwtjes om bloesemtak geklemd...., ze ruikt de vochtige zwavellucht van doovenetel en gras en kruizemunt in halfdonker uit den modderigen spleet achter de regenton gegroeid - daar heeft Levie ‘het geheim’ verteld, daar hebben ze hem de prentjes gegeven - en moeder moet tweemaal roepen, en zeggen dat haar arm geen uithangbord is, voordat ze haar het bord uit de handen neemt. | |
[pagina 94]
| |
Maar stil.... daar is vader, het stoepje op, de gang al in. Ze is plotseling opgeschrokken.... wat was er.... wat is er....? Iets dat er was, dat er is.... was haar bijna ontglipt.... zooals ze eens, bij het kijken naar een orgel, een vliegerdraad uit haar hand heeft laten gaan.... ze wil den draad nu haastig binnenpalmen, maar het hoeft al niet meer.... ze weet het al. Want vader zingt wat moeder vertelde... vader neuriet het Jikdal, terwijl hij bij de kapstok staat en zijn hoed er aan hangt.... en nu weet ze weer dat tante Froukje gestorven is. Wonderlijk.... toen moeder het daarnet snikkende met woorden zei, toen kroop het akelig en grauw als vale mist over alle dingen heen.... nu vader het zingt, met Jikdal het zingt, nu is het ineenen stil en wit en groot geworden.... maar tegelijk lijkt het nu ook pas recht onherroepelijk waar. Het is nu juist als de vlakke velden langs de haven, wanneer er sneeuw ligt en het water, dat niet langer schepen draagt, moe en dof tegen de kanten klotst in de schemering van een der korte dagen vóór de Kerstvacantie. En tweemaal moet haar broertje haar manen om mee naar school te gaan. Hoorde ze niet wat vader zei? Hoe nu? Geen sneeuw? En nergens winter? Overal dat vreemde lauwe, blauwe damp, gouden loof, als was niet Simchas-Touro reeds veertien dagen voorbij, als had het niet verleden week al 's nachts gevroren....? ‘Sneeuwt het niet? Dacht jij ook niet....?’ ‘Neen.... waarom zou het sneeuwen.... sneeuw in October?’ Neen, ze ziet het wel.... maar even heeft er toch sneeuw gelegen.... toen vader met ‘Jikdal’ zong, dat tante Froukje gestorven is.... en ineens alles stil werd en wit en groot en het begrijpelijk, bijna dragelijk scheen, dat tante Froukje van alles is weggegaan.... nu kruipt het akelige, vale weer over de dingen heen.... nu is het weer onbegrijpelijk en ondraaglijk, dat tante Froukje nooit meer ergens bij zal wezen. Moet dan het akelige blijven, terwijl het betere dichtbij is en wezen kan? ‘Zong vader niet ‘Mongousoer,’ daar net toen vader thuis kwam in de gang....? Ze weet wel beter, ze heeft opzettelijk de groote domheid gezegd. Nu zal hij zich stellig bedenken, wat vader dan wel gezongen heeft, hij is wel graag wat knapper dan zij! ‘Mo-ngousoer....? Vandaag mo-ngousoer...? Vader heeft Jikdal gezongen!’ | |
[pagina 95]
| |
‘Maar ik dacht toch dat ik hoorde...’ En heel zacht, dat niemand van die op straat gaan, zullen hooren, neuriet ze den inzet van het Chanoeka-lied. ‘Was het dat dan niet...?’ ‘Nee... 't was immers “Jikdal”. Zóó...’ En hij zingt. En zachtjes gaan ze verder. En de sneeuw is er weer en het klotsende water, moe en droef in zijn verlatenheid... de benauwde, grauwe walm trekt op. Bang dat hij ophouden zal, neuriet ze nu mee... zachtjes mee... en als het uit is... nog eens opnieuw, en zoolang ze neuriet blijft het witte, stille, groote, wel héél bedroefde, maar niet benauwde en niet akelige, en zoolang het Jikdal duurt, lijkt het begrijpelijk en bijna dragelijk, dat tante Froukje gestorven is. Carry van Bruggen. |
|