I. Prinsen J. Lzn., De oude en de nieuwe Historische Roman in Nederland. Sijthoffs Uitgeversmaatsch. Leiden - 1919.
Dit boekje maakt deel uit van Nederlandsche Kunst ‘Een reeks artistieke handboeken’, onder redactie van Joh. Vorrink en het is no. I van die reeks, bij Sythoff, te Leiden verschenen. Wat het woord ‘artistieke’ in dit verband zeggen wil, zal misschien op den duur blijken. Er is geen dringende reden het toe te passen op deze lichte en luchtige studie, door Dr. Prinsen aan den historischen roman in Nederland gewijd. Een studie over kunst behoeft daarom nog geen artistieke studie te zijn. Er is altijd iets griezeligs dilettantigs en zelfs reclame-achtig commercieels in het lichtvaardig gebruik van dat adjectief, en een degelijke redacteur en degelijke uitgever moesten er niet van willen weten. Te minder, wijl de onsmakelijke, warrelig drukke bandversiering het ‘artistiek’ uiterlijk van dit eerste deel der reeks niet verhoogt, doch vernedert. Wat dan de studie van Dr. (thans prof.) Prinsen betreft, die lijkt op een lezing, voor een gemengd publiek gehouden, een aardige, levendige lezing, die veel namen en dingen aanstipt, zonder ergens diep op in te gaan. Waarin nu de oude historische roman van Bosboom, Van Lennep, Schimmel van den nieuwen, door Van Oordt bijvoorbeeld, verschilde, kan men in dit boekje wel lezen. Hoe de verandering kwam, welke de ontwikkeling der geesten was, is er niet uit op te diepen.
Tenzij men meenen zou, dat dit voldoende is.
‘Doch sedert zijn de tijden veranderd. Het geslacht, dat na '80 tot zijn volle kracht kwam,... heeft... een gezond internationalisme leeren kennen. Het zelfgenoegzame van voor vijftig jaar is verdwenen. Het nieuwe geslacht ging inzien, dat ze een kleine groep vormden tusschen de groote massa gelijkwaardige strijders enz.’...
Men zou echter willen weten hoe, 't zoo kwaam en wat het eigenlijk beteekende, dat het geslacht van '80 een ‘gezond internationalisme leerde kennen.’ En eveneens, waarom eigenlijk thans het ‘zelfgenoegzame van voor vijftig jaar’ verdwenen was. Juist nu en bij deze menschen. Het lijkt mij voor een geleerde als Dr. Prinsen eigenlijk niet heel gepast maar koelbloedig (als wist hij van den Prins geen kwaad) zulke leege zinnetjes op te zetten in wat toch de pretentie heeft een ‘studie’ te zijn. Een litteratuur-geleerde behoort niet alleen veel te weten, maar ook steeds te begrijpen wat hij zegt, en het