woestijn. Toen schijnt hij Jezus zeer van nabij gekend te hebben. Niet dat hij tenslotte veel nieuws van hem vertelt, maar hij zet bijzonderheden van zijn leven recht, waarvan men ten onrechte meenen zou, dat zij er niet op aankomen. Allereerst echter dit. ‘Hij was werkelijk de zoon van God.’
En zijn moeder, ‘Maria heeft ontvangen van den Geest. Zij was de Maagd.’ ‘Nooit zijn er andere menschen op deze goddelijke wijze geboren. De wijze waarop Maria ontving was eenig.’ Dat zal wel waar zijn, en geen antidiluviaansche Van Eeden hoeft op te staan om ons dit te zeggen, zóu men met Shakespeare willen spreken. Maar nieuw en interessant is toch weer, dat Jezus b.v. niet in Bethlehem en niet in een stal geboren is. Wat daarvan staat is blootelijk symbool. En Hij droeg ook geen ‘rok zonder naad.’ De askeet vindt het bedroevend ‘steeds mooye legenden te moeten verstooren.’ ‘Hij droeg ‘witte gewaden, zijn oogen waren blauw, zijn haren gelokt en bijna zwart’ enz.
Dit is nu alles goed-en-wel, maar men zou toch eerst willen weten, hoe de heer Frederik van Eeden ingelicht is door dezen Witten Broeder en of hij garandeeren kan, dat zijn vroegere Ik even betrouwbaar is als zijn tegenwoordige. Volgens Anatole France, die ook een Witten Broeder gekend heeft (hij heette Paphnuce) waren er rare ‘schuinsmarcheerders’ onder die Broederschap. Tenslotte zegt ‘Frederik van Eeden aan den Leezer’, dat deze dit boek van Jezus' Leer en Verborgen Leeven geenszins voor een ‘fantasie of poëtische fictie’ houden moet. Dit ware ook te veel eer aan het geval en te weinig aan gezegde fictie bewezen. Dezelfde Fred. van Eeden (de huidige) heeft de Tien Geboden naar den eisch des Tijds nieuw ingericht en als appendix achter Jezus Leer en Verborgen Leeven gehangen. Waarom weet men niet.
F.C.