Groot Nederland. Jaargang 17(1919)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 626] [p. 626] Verzen. Rouw. 'k Bracht je tot de donkre deur Waar de stilte is van de slaap Waar de nacht de stemmen dempt - En ik keer verlaten weer. Voor de donkre grot der nacht En het diep geheim der droom Blijft mijn droefverschrikte ziel Wakker als een vreezend kind; Want de uren van ons saam Waren vlammend als een brand Waren heerlijk als een storm Waren smartlijk als de dood. En ik wensch ze nimmer weer, Want de schemer van de dag Is zoo diep en diep-bedroefd Om de woeste eenzaamheid Van het uitgebloeid geluk Dat ik liever in de gloed Van één brandend uur verging! 'k Bracht je tot de donkre deur En ik keer verlaten weer; 'k Huiver voor de vreemde slaap; 'k Wil verzinken en vergaan In de diepten der muziek: En de nacht stroomt vol geluid; In de donkre orgeltoon In het wonderlijke lied Van mijn smartelijke stem Sterft de langgerekte klacht Van ons saamgevonden leed Als de vreemde verre kreet Van een vogel weg! [pagina 627] [p. 627] Bloemen! Bloemen zijn een groet des hemels En een glimlach van de aarde, Waar zij bloeien, bloeit de liefde In heur geurgen zonnegaarde. Iedren morgen reiken handen Slank en fijn mij zegeningen: Bruidstraan en jasmijn, melati, Rozen, Indische seringen. En gebogen over bloemen, In der harten zoete roken, Luikt m' een roozge vreugde open, In de geur van oude sproken. Want in elke droom der liefde, Geurt een lelie, bloedt een roze, En tot sproke wordt herdenken, Als we in liefde ons verpoozen. Gaart mij anjers en seringen, Gaart mij gouden helianthen, Al de bloemen uit uw tuinen, Asters, santang en chrysanten. Meisjes uit de milde tropen, Maakt mij rijk met al die kleuren, Maakt mij blij met duizend bloemen, Maakt mij zalig met hun geuren. Bloemen zijn een groet des hemels En een glimlach van de aarde, Waar zij bloeien, bloeit de liefde, In heur geurgen zonnegaarde. Johan Toot. Vorige Volgende