Groot Nederland. Jaargang 16(1918)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 684] [p. 684] Een voorjaarslied. Licht, dat als een gouden flonkring Weiden raakt en waatren blijde, Troost wier staâg-getarte honkring Vruchtloos klaagde in dorre tijden, Wijl de wilde en wreede donkring Aan hun zieke hart zich vlijde... Licht, wees mild voor wie gehavend Moede door de dagen treden En wien slechts de grijzer avond Biedt wat poovre troostlijkheden: Rust en scheemring, éven lavend Wie gewond ten dage streden... Licht, recht weer wie arm-geschonden Hooploos 't ochtendgloeien schouwen, Wijl z'al vielen op de gronden, Vóór de wijde luchten blauwen, Vóór in hemels land de ronde Zoele zonne drijft de schaûwen. Licht, recht weer de bleeke strijders, Die door eeuwge duisters zwerven En als staâg-gejaagde lijders Uwe rijke weelden derven, Och, als schuwe, schuwe mijders Náást de fijne vreugden sterven. [pagina 685] [p. 685] Wachtend in den avond. Geruchten zwijgen bij de teedre tuinen, De lucht is roze als jong en badend kind En 'k zie, hoe d'avond wijder velden wint, Nu laatste stralen door de lanen schuinen. Ten heuveltop der rechte en ranke duinen, Waar gééne band mijn jonge droomen bindt Schouw ik of uwe voet. klaar-klappend, rint Langs blâren die in laten zomer bruinen. Misschien zal 'k u in 't schemeruur ontmoeten, Gelijk een wonder uit een rijk verhaal; Misschien zal ik uw blijde komst begroeten Met licht gebaar, met teeken en met taal... Mijn droom is schoon, maar d'onrust voel ik wroeten, Nu d'avond donkert tot een nachttij vaal, Wijl in geen verten klank van dapp're voeten Mij kondigt 't wonder van het rijk verhaal... C.P. van der Weide. Vorige Volgende