Groot Nederland. Jaargang 16
(1918)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 607]
| |
Buitenlandsche literatuur.Een nieuw boek over GoetheGa naar voetnoot1).Twee jaar geleden is een nieuw boek over Goethe verschenen, dat wellicht bestemd is, om het verdere Goethe-onderzoek in geheel nieuwe banen te leiden. Tot voor betrekkelijk korten tijd droeg de wetenschappelijke beschouwing van letterkundige verschijnselen en scheppende persoonlijkheden een bijna uitsluitend ontledend karakter. Zij bestond voornamelijk uit een ‘psychologische analyse’ van den schrijver, een voortdurende ontleding van zijn zielsgesteldheden, van zijn denk- en gevoelsleven; een onderzoek naar feiten, motieven, stroomingen, die den dichter zouden hebben ‘beinvloed.’ Haar ideaal was, met een zoo volledig mogelijke kennis van al deze biographische en cultuurhistorische feiten, op de wijze der beschrijvende psychologie, de werken van den dichter te ‘commenteeren’ en de bronaervan zijn wezen a.h.w. met den vinger aan te wijzen. Zij meende door een opsomming van alle ‘relaties en functies’ der persoonlijkheid, door ontrafeling aller psychische oorzaken, door bijeengaren van alle ‘typische’ uitingen, op inductieve wijze het leven en het wezen van den schrijver te kunnen reconstrueeren. Niemand zal loochenen, dat deze analytische en descriptive methode in beginsel zeer vruchtbaar zijn kan, dat wij door haar zeker belangrijke bijzonderheden hebben leeren kennen, ja, dat wij voor sommige schrijvers en perioden een zooveel omvattende kennis van details hebben verkregen, dat er bijna niets meer voor den feitenvergarenden en naar invloeden speurenden onderzoeker te doen valt. Immers, bijna alles is ons van de dichters bekend: hun tijd en omgeving, hun meest intieme gewoonten, hun erotisch en sexueel leven enz. Maar deze methode heeft een verbijsterende opeenstapeling van speciale onderzoekingen ten gevolge gehad en zoo heeft zich de vloek van onzen tijd ook ten aanzien van deze onderzoekingen doen gelden de bijna belachelijke specialisatie door arbeidsverdeeling van alle wetenschappelijk en methodisch onderzoek heeft ook hier zijn verderfelijken invloed uitgeoefend: alle synthese bleek naderhand zoo goed als onmogelijk. Geen inductie vermocht meer in deze ontzaglijke hoeveelheid van bijzondere gegevens een eenheid te her-vinden: de kern ontglipte uit de handen diergenen, die door ontleding en omschrijving in het geheim van het scheppen trachten door te dringen. De deelen hield men in de hand, maar de geestelijke, levende eenheid ontbrak of was te loor gegaan. De poging uit het afgeleide den bron, uit het gevolg de oorzaak te reconstrueeren, faalde en wijl men alles in tweede instantie dus secundair wilde begrijpen, had men alle besef voor het scheppende | |
[pagina 608]
| |
leven zelve verloren Men vatte het Leven op als een som van factoren, men dacht het te ‘begrijpen’, door het in categorieen van verschillenden aard te vangen en te vervluchtigen. Men deed met moderne hulpmiddelen feitelijk niets anders dan het oude Rationalisme dat waande door de herleiding der levensvormen en -waarden tot hun redelijke wortels, dat leven te kunnen snoeren in een stelsel, waaruit het nooit meer zou kunnen ontsnappen. Maar op deze wijze werd het geheim des Levens, dat tevens het geheim van het leven des dichters is, niet onthuld, omdat het ten spijt van alle zielkundige theorieen en stelsels zich niet ‘oplossen’ laat en daardoor werd ook zijn scheppende, cosmische kracht niet verklaard, het cosmische scheppingsvermogen, dat tevens dat des dichters isGa naar voetnoot1). Met name van Goethe was deze methode tot mislukking gedoemd. Zoo is ook het feit te verklaren, dat er tot voor korten tijd wel een onoverzienbaar groote Goethe-literatuur bestond, maar dat er geen enkel werk was, dat wezenlijk de persoonlijkheid en haar gehalte als synthese kon aantoonen. Alle biographieen van Goethe zijn zonder uitzondering een fragment of torso gebleven: naarmate de begaafdheid en de kennis van den auteur werd één zijde belicht van één bepaald gezichtspunt uit. Maar het gehalte en de gestalte in hun meest eigenlijke beteekenis bleven verborgen of bedolven onder de overstelpende massa van speciale onderzoekingen. Het is dus begrijpelijk dat men, deze leemte beseffend, beproefd heeft Goethes persoonlijkheid buiten al deze speciale onderzoekingen om, weer in haar eenheid te herstellen en te aanschouwenGa naar voetnoot2); en de m.i. meest geslaagde poging is het bovengenoemde boek van Gundolf. Hij heeft begrepen, dat men a priori van een geheel andere methode moest uitgaan dan de tot dusver gevolgde. Terwijl de oude bloot omschrijvend, beschrijvend en ontledend te werk ging en daarna op de wijze der inductie trachtte de persoonlijkheid van Goethe weder op te bouwen., gaat een nieuwe methode van een geheel ander standpunt uit en neemt een geheel andere richting, omdat ze een ander doel kiest. In de eerste plaats is zij bij uitstek intuitief: Gundolf is diep doordrongen van het besef, dat | |
[pagina 609]
| |
zelfs de meest volledige kennis van alle biographische en cultuurhistorische gegevens volstrekt ontoereikend is, om de scheppingsdaad van een dichter te doen begrijpen. ‘Die blosze Biographie hatte es nur zu tun mit einer Bewegung, einem Ablauf, falls sie nicht etwa gar, wie es gewohnlich geschieht, ein bloszes Nacheinander von einzelnen Fakten gibt jedenfalls ist der Schwerpunkt einer Goethe-biographie nicht seine Form, sondern seine Entwicklung, nicht was sich entwickelt, sondern wie es sich entwickelt. Die Werke aber haben als abgeloste Gebilde ihre eigenen Formen, ihre eigenen Gesetze, sie haben keine darstellbare Entwicklung Was man meist Entstehungsgeschichte eines Werkes nennt, ist etwas vollig anderes als Entwicklung Was wir an Werken fassen und geschichtlich darstellen konnen ist ein Machen, ein Hervortreten, nicht das Werden eines Gebildes: wir mussen uns bei den Werken an das Sein halten. Nur der Mensch selbst, die menschliche Gestalt ist uns zugleich als Werden und als Sein, als gepragte Form und als lebendige Entwicklung faszbar denn der geistige, vor allem der schopferische Mensch tut und erleidet nichts, bewegt und entwickelt nichts was nicht ein Bild von ihm machte, was nicht seine Gestalt ewig festlegte, und er hinterlaszt kein Gebild, kein Werk, kein Bild von sich worin nicht seine Lebensbewegung fuhlbar und wirksam ware.’.Ga naar voetnoot1) In het middelpunt van zijn beschouwing staat dus de gestalte van den dichter. Geenszins wordt de juiste kennis der historisch-biographische bijzonderheden verwaarloosd, maar deze worden als bekend voorondersteld en hun ‘wetenschappelijke’ waarde grif erkend. Maar deze methode gaat in de eerste plaats uit van een a.h.w. ‘intellectueel aanschouwd’ middelpunt; zij tracht, inplaats van uitsluitend te speuren naar invloeden, motieven, stroomingen, het brandpunt der uitstraling onmiddellijk bij den dichter zelf te onderkennen. De ‘werken’ zijn niet gescheiden van het ‘leven’, alsof eerst de gevoelssensatie en dan haar uitbeelding en vorming plaats vindt, maar zij beseft, dat het leven des grooten kunstenaars bij voorbaat een ‘scheppend’ leven is, dat dus de vraag naar de opeenvolging en naar den overgang van het beleven in scheppingsdaad nimmer te beantwoorden is en dat dus ook nooit a.h.w. het accidens van de substantie van een scheppend kunstenaar door zielkundige of verstandelijke ontleding te scheiden zijn. Dit moge met een enkel voorbeeld toegelicht worden. Volgens de oude methode werd het ontstaan van den ‘Werther’ min of meer ‘verklaard’ uit het feit der ongelukkige liefde van Goethe tot Lotte Buff en den zelfmoord van Jerusalem. Beide ‘factoren’ ‘beinvloed’ door de ‘Nouvelle Héloise’ van Rousseau, wier briefvorm Goethe ook als de vorm voor zijn roman gebruikt, dat waren de zielsgesteldheid, de feiten en de invioeden die hem den ‘Werther’ | |
[pagina 610]
| |
deden schrijven. Maar Gundolf laat zien, dat de diepe tragiek van Werther: de titanische levenskracht en -drang, die in botsing komen met de nuchterheid en platheid van het alledaagsche reeds by voorbaat in het diepste wezen van Goethe leefden, vóór zyn ongelukkige liefde voor Lotte Buff en den zelfmoord van Jeruzalem. ‘Der Ursprung der Dichtung ist aber nicht die ungluckliche Liebe an sich, nicht das Leiden daran dasz man ein ersehntes Madchen einem Andren lassen musz, sondern das uns nun schon bekannte, immer wieder begegnende Leiden Goethes an seiner eignen Existenz, hervorgegangen aus dem Widerstreit einer kosmisch expansiven Lebensfulle mit den Beschrunkungen des Augenblicks. Dieselbe Fulle und Qual, die den ‘Prometheus’, den ‘Ganymed’, den ‘Faust’ hervorgetrieben hat ist auch der Keim des ‘Werthers’; und nicht ein beliebiger junger Mensch, der durch den Anblick eines schonen Madchens plotzlich in Entzundung gerat und durch ihren Verlust, durch die Unmoglichkeit sie zu besitzen in den Tod getrieben wird, ist der Held der Geschichte, sondern wiederum, diesmal allerdings nicht im mythischen oder historischen Gewande, der kosmische, titanische Mensch der seinen ‘schonen Augenblick’ gefunden hat zu dem er sagen mochte ‘verweile doch’, um sich ganz in ihm zu ersattigen und zu beruhigen, und dem dieser schone Augenblick (abermals in Menschengestalt verkorpert) sich entzieht’ Geen ongelukkige liefde was dus de ‘oorzaak’ van het ontstaan van de ‘Werther’, dit alles heeft slechts secundaire beteekenis. Maar ook zijn vorm is niet zonder meer beinvloed door de N.H. Gundolf laat zien, dat juist de briefvorm de eenige vorm was waarin de ‘Werther’ van nature, kon worden geschreven. In tegenstelling tot het zuiver subjectieve der lyriek en het objectieve van het epos, verschafte de briefvorm, die noch zuiver subjectief noch zuiver objectief is, Goethe de mogelijkheid het ‘Erlebnis’ van den ‘Werther’ artistiek uit te beelden. Dus het leven van den kunstenaar is vóór alles een scheppend leven en beleven en derhalve staan de werken als de verbeelding en vorming van dit leven niet in de ‘rationeele’ verhouding van oorzaak en gevolg, zoodat noch uit het gevolg de oorzaak noch uit de oorzaak het gevolg zonder meer is af te leiden. Het post hoc mag nimmer met het propter hoc worden verwisseld. ‘Wem aber die Kunst nicht Gegenstand, Folge oder Zweck menschlichen Daseins bedeutet, sondern einen ursprunglichen Zustand des Menschentums, der wird auch in den Werken der groszen Kunstler nicht die Auslosungen, die Abbildungen, die Erlauterungen ihres Lebens sehen, sondern den Ausdruck, die Gestalt, die Form ihres Lebens selbst, d.h. also nicht etwas das diesem Leben folgt, sondern etwas das in und mit und uber ihm ist, ja was dies Leben selbst ist. Die Werke sind dann nicht die Zeichen welche ein Leben bedeuten, sondern die Korper welche es enthalten. Der Kunstler existiert nur insofern er sich im Kunstwerk ausdruckt.’ Dit is dus het geheel nieuwe aan deze beschouwingswijze: de gestalte | |
[pagina 611]
| |
en het gehalte van den scheppenden kunstenaar zijn in een onscheidbare eenheid verbonden en het onderzoek heeft geen andere taak dan te vragen, hoe de scheppingskracht zich als scheppingsdaad heeft verwezenlijkt. Dus hoe zij heeft gewerkt, in welke vormen zij zich heeft gehuld, kortom, welk resultaat zij heeft gehad Zoo worden de ‘disjecti membra poetae’ met één samen-vattenden blik aanschouwd als eenheid van leven en beleven, van wezen en verschijning, van inhoud en vorm. Geen willekeurige scheiding meer tusschen het kunstwerk als object en den dichter als voorondersteld subject, maar beiden zijn spiegelingen van elkaar en opgenomen in een nieuwe eenheid. de Idee. Er wordt nu niet meer gevraagd: hoe is het leven des dichters of hoe is zijn werk, maar hoe is dit leven èn werk als uiting van een en dezelfde kosmische, geestelijke kracht, als uitstraling van deze Idee te onderkennen. Niemand was wel voor dit ontzaglijk moeilijke, ja menschelijk vermogen schier te boven gaand werk, geschikter dan Gundolf. Een wijsgeer uit de school van BergsonGa naar voetnoot1) een historicus uit de school van Wilhelm DiltheyGa naar voetnoot2), een dichter uit den kring van Stefan George was hij bijna voorbestemd tot dit grootsche werk. Te meer, omdat hij eenige jaren geleden een zeer belangrijk boek heeft gepubliceerd. ‘Shakespeare und der deutsche Geist.’Ga naar voetnoot3), waarin met een buitengewone kunst en eruditie een beeld werd gegeven van Shakespeares invloed op de duitsche kultuur en die een triomf was voor deze nieuwe ‘synthetische’ methode. Het ware nu buitengewoon belangwekkend in bijzonderheden na te gaan, hoe Gundolf zich van zijn zware taak heeft gekweten en hoe hij congeniaal Goethes gestalte opbouwt en haar gehalte uitbeeldt, hoe hij tegelijk scheppend taalkunstenaar, psycholoog, aestheticus, philoloog en wijsgeer is, hoe hij met geniale intuitie den dichter, denker, vorscher en mensch Goethe als een machtig en verrukkelijk geheel weet te doen leven. Maar juist een ontledende beschouwing en beschrijving van dit werk zou zijn organische eenheid verminken. We zouden immers door fragmenten en bijzonderheden te bespreken juist deze levende eenheid weer in nuchtere feitelijkheden en doode afgetrokkenheden verkeeren. Georg Simmel heeft boven een bespreking van dit werk in de ‘Neue Rundschau’ gezet: ‘Das Goethebuch’ en daarmee willen aanduiden, dat hij niet een bepaald boek onder vele van dezelfde soort wilde bespreken, maar dat hiermee een voor de | |
[pagina 612]
| |
toekomst geldend type en model van onderzoek was opgesteld. En zonder twijfel kan Gundolfs Goethe van onafzienbare beteekenis worden, want dit boek en zijn methode hebben een principieele strekking, omdat hier daadwerkelijk is gebroken met de sleur der omschrijvende en ontledende beschouwingswijze. Nieuwe perspectieven en nieuwe mogelijkheden van letterkundig onderzoek zijn hiermee aangetoond. Moge dit boek zijn vormende kracht en her-vormende macht doen gelden overal waar nog de liefde voor de hoogere aangelegenheden des geestes leeft.
Herman Wolf. |
|