Groot Nederland. Jaargang 16(1918)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 396] [p. 396] Somber stilleven. De wintermiddag staat Met open handen voor de ramen. Luid Maar vaal, bonzen geruchten langs de gevels. Er speelt een orgel in de straat En menschen wijken voor elkander uit; Boomtakken dringen wiegend door den nevel... De wintermiddag staat Te beedlen voor de rame', en laat Een schemer vallen van stofregen en zwart zand. - Dan kijkt hij hongrig binnen, en zoodra ontstal Hij met zijn smeeken wat warm licht Aan 't donker van de kamer, aan 't kristal Waarin een leeggebloede, grauw-witte chrysant Op haar vergeten kroon te sterven ligt, - Of strakker trekt de mist de ramen dicht. Er speelt een orgel in de straat, De takken dringen wiegend door den nevel. De winterdag, bedelaar van zacht leven, Van sterken vrede, richt zich hooger Voor 't veilig venster, en zijn oogen Zien uitgezwakt de verzadigde kamer in; - en zóodra stalen Zij met hun smeeken wat rijkdom en kleur Van 't warm tapijt weg, en wat blauwig-stalen Vonkelen van de ronde schalen Waar oude vruchten, doode mispels, even Hem schreien doen door hunnen loomen geur, - - Of weg zinkt hij, weer arm en moe: Want dichter dekt de mist de ramen toe. Er speelt een orgel in de straat, De takken dringen wiegend door den nevel. Martin Permys. Vorige Volgende