Droom-visioenen.
I.
Het was alsof alles om mij heen langzaam wegsmolt, alsof alles wat vroeger een vasten, materieelen, werkelijken vorm had gehad, plotseling zéér onbeduidend, zéér wazig was geworden. Iets was in wording om mij heen... iets... van groote, overweldigende beteekenis. Het was alsof ik zachtjes in een levende, denkende nevelwolk werd gehuld... een nevelwolk, die tot mij wilde spreken... en ik luisterde roerloos, met de uiterste inspanning van mijn geheele wezen... en terwijl ik zoo lag, geheel omvat door die wordende kracht... gleed ik zachtjes onbemerkt in een ander bestaan. De stille woestijn lag om mij heen... dor... somber en grijs... Geen speling van licht... geen tinteling van kleur... geen warmte... geen gloed... geen levend wezen... En toch waren Zij daar... maar ik zag ze niet... Ik voeldezezwijgend te zamengeschaard als de sombere boomen in eene stille natuur. Zij ademden niet... Zij bewogen niet en toch leefden Zij in de uiterste spanning, op de Groote Kracht die in wording was...
Toen kwam het aan... waar wij allen op wachtten... eerst wazig nog steeds... toen zwol het aan... en het was het Leed dat ons zwijgend besloop... ons neer deed kruipen van bevenden angst... ons nederdrukte met beklemmende kracht... dat ons overgolfde tot stikkends toe... ons wezen besloop met bittere pijn... En nog altijd groeide het sombere Leed... en wij leden méér met wanhopigen angst... tot een doffe matheid over ons kwam... Toen verliet mij dit beeld... de nevels sloten zich weer om mij heen... en langzaam verrees uit dat kwellend visioen mijn tastbaar bestaan. Een mensch was ik weer... Het visioen was voorbij... maar diep in mijn hart verklonk nog het Leed..........