van Goethe in. En dan: ‘Was ist mit diesem Rätselwort gemeint?’ te vertalen met: ‘Wat wil dit raadselachtig woord in 't end?’ kan ik alleen verklaren uit rijmnood.
Het hoogtepunt van het eigenlijke Faustdrama is de weddenschap met Mephisto, die in deze woorden wordt uitgesproken: ‘Werd ich zum Augenblicke sage: Verweile doch! du bist so schön, dann magst du mich in Fesseln schlagen, dann will ich gern zu grunde gehn.’ In het nederlandsch is dit geworden:
‘Zoo 'k tot het oogenblik zal zeggen:
O toef gij nog! gij zijt zoo schoon!
Dan moogt gij mij in boeien leggen,
Dan neem ik graag 't verdiende loon!’
Aangezien de duitsche tekst zoo prägnant is, dat hij moeilijk of in 't geheel niet kan worden verdietscht, kon de hollandsche tekst deze woorden ook slechts gebrekkig weergeven. Zeker: ‘toeven’ is het zelfde als ‘verweilen’, maar toch komt in het woord niet genoeg uit, wat Goethe ermee heeft willen uitdrukken, n.l. dat juist Fausts onstuimige drang naar het aardsche èn naar het Absolute hem nimmer in één bepaald oogenblik in ware vervulling zal doen treden, dat hij, de onverzadigbare, steeds naar het ‘worden’ zal streven en zich nooit aan het ‘zijn’ wil laten kluisteren. Dit schijnt mij in de vertaling niet geheel weergegeven. Wellicht ware het beter geweest, evenals in de verzen van den ‘Prolog’, inplaats van de meer woordelijke vertaling een benaderende omschrijving toe te passen.
Dit zijn enkele losse grepen uit het meer philosophische gedeelte; nu nog iets uit het meer dichterlijke en dramatische. Tot het schoonste en bekoorlijkste uit de geheele Faust behoort de zang der ‘geesten van Mephisto’, dien Royaards liet zeggen door een witgesluierde gedaante, die m.i. geheel ‘misplaatst’ was. De vertaling van dit buitengewoon moeilijke gedeelte is op zichzelf reeds een bijzonder knap stuk werk. Het daemonische, melodieuze en het verrukkelijke rythme van dezen zang zijn zóó goed overgezet, dat men meende een stuk oorspronkelijke poëzie te hooren.