Groot Nederland. Jaargang 16(1918)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 670] [p. 670] Onzekerheid. Ik heb zoo lang mijn heil alleen gedragen, Ik heb zoo lang mijn leed alleen beschreid, En zingend hief ik mijne eenzaamheid Hoog boven 't leeg gewoel der drukke dagen. Ik heb zoo lang mijn blijheid hoog gedragen En moedig uwe verre komst verbeid - Dat - nu ge dan ten leste schijnt gekomen, En uwe liefde mij een schuilplaats biedt, Nu mijn verlangen de vervulling ziet Van al zijn vaag-vermoede weelde-droomen - Ik weiflend weg wil wijken, en in schromen Voor uwe grootheid, mij m'n wil verliet. Want 'k weet niet of mijn hart uw vree begeert, Of - schoon mijn droomen slèchts uw lièfde willen - Uw mildheid eens mijn hunkering zal stillen, Uw rust mijn ongedurigheid verteert. En 'k weet niet of mijn nauw-gewonnen kracht Zich willig in uw teederheid zal breken, Al wou 'k in deemoed om de leiding smeeken Die ik van uwer liefde wijsheid wacht. Ik weèt uw groote goedertierenheid, Die stralend staat, hoog boven mijne dagen... Maar 'k heb zoo lang mijn heil alleèn gedragen, Ik heb zoo lang mijn leed alleèn beschreid... O.v.E. Vorige Volgende