Buitenlandsche literatuur.
Otto Flake, ‘Das Logbuch’. S. Fischer. Verlag. Berlin 1917.
Otto Flake, wiens nieuwste boek wij hierbij aankondigen, kan beschouwd worden als een der meest belangwekkende vertegenwoordigers der duitsche letterkunde van den allerlaatsten tijd. Hoewel het volstrekt onmogelijk is, thans reeds deze literatuurstrooming met één begrip zuiver te bepalen, kan men toch in 't algemeen zeggen, dat men in haar vóór alles den ‘wil tot werkelijkheid’ uitgesproken vindt. In tegenstelling met het ‘symbolisme’, de ‘neo-romantiek’, de ziekelijke zielkundige zelfontleding, kortom de ‘décadentie’ in de literatuur van een twintig jaar geleden en tevens in tegenstelling met dat moede scepticisme en relativisme van bijv. Arthur Schnitzler, vinden wij bij de jongste generatie van duitsche schrijvers, zooals bij Leonhard Frank, den schrijver van de ‘Räuberbande’ en ‘die Ursache’, Norbert Jacques en Otto Flake een hevigen en onstuimigen drang naar de realiteit. Zij verafschuwen alle valsche pathos, alle aan de werkelijkheid vreemde en vervreemde gevoel, dus alle romantische sentimentaliteit. Zij zijn ‘expressionisten’, omdat zij het Leven in zijn volle rijkdom en schoonheid onmiddellijk willen uitdrukken. Zij eischen waarheid en waarachtigheid, zij aanvaarden de werkelijkheid in alle vormen, zij verheerlijken het Leven in alle gestalten. - Zonder eenigen twijfel is hier weer duidelijk de invloed te bespeuren van de moderne fransche literatuur en philosophie. Want wij vinden immers ook hier in de literatuur het ‘activisme’ als het hoogste levensideaal en in de philosophie van Henri Bergson een verheerlijking van het scheppende leven.
Men kan gevoegelijk aannemen, dat dit nieuwe levensgevoel in de kunst in Duitschland ontstaan is tegelijk met de geweldige ontwikkeling van zijn rijkdom en macht. Op alle gebied zien wij vóór en tijdens den oorlog een besef van kracht, durf, energie, vastberadenheid en liefde tot den arbeid. Zoowel op het gebied van bouwkunst, kunstnijverheid, tooneelkunst als van de literatuur vinden wij dat jonge en krachtige levensgevoel uitgesproken. Ongetwijfeld ging deze verbazingwekkende ontwikkeling te zamen met een vaak onbegrijpelijk gemis aan pieteit, aan vorm- en stijlgevoel. Iedere buitenlander vindt de meeste moderne duitsche gebouwen te druk en te log, de kunstnijverheid veelal onfijn en geforceerd, kortom hij ziet duidelijk het gewilde en soms zeer onartistieke in al dit werk. Maar men mag toch niet vergeten, dat men hier te doen heeft met een jonge ‘cultuur,’ die weliswaar thans nog aanstoot en zelfs afschuw verwekt, maar die toch wellicht nog veel voor de toekomst belooft.
Otto Flake is een Elzasser van geboorte. Aan een groote liefde voor Frankrijk en kennis der fransche literatuur (van zijn hand verscheen een